EENHEID, EEN GAVE GODSOver de Bidweek voor de eenheid van de Christenen 2010
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Audiëntie)
Paus Benedictus XVI -
20 januari 2010
Geliefde broeders en zusters,
Wij bevinden ons middenin de Gebedsweek voor de Eenheid van de Christenen, een oecumenisch initiatief dat zich reeds meer dan een eeuw geleidelijk ontwikkeld heeft en dat ieder jaar de aandacht vestigt op het thema van de zichtbare eenheid tussen de christenen, wat het bewustzijn impliceert en het engagement stimuleert van hen die in Christus geloven. Dit gebeurt vooral door een uitnodiging tot gebed, in navolging van Jezus zelf, die de Vader voor Zijn leerlingen vraagt “mogen allen één zijn opdat de wereld gelove” (Joh. 17, 21). Het volgehouden gebed om volledige gemeenschap onder de leerlingen van de Heer manifesteert de meest authentieke en diepe oriëntatie van heel het oecumenische streven, want eenheid is voor alles een gave Gods. Inderdaad, zoals het Tweede Vaticaanse Concilie zegt: “dit heilig voornemen alle christenen te verzoenen in de eenheid van de ene en enige Kerk van Christus, gaat de menselijke krachten en gaven te boven” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 24. Bijgevolg is naast onze inspanning voor broederlijke relaties en voor dialoog om de geschillen die de Kerken en kerkgemeenschappen van elkaar scheiden, op te helderen en op te lossen, ook het vertrouwend en eensgezind aanroepen van de Heer noodzakelijk
Het thema van dit jaar is genomen uit het Evangelie van de heilige Lucas, uit de laatste woorden van de Verrezene tot Zijn leerlingen: “Gij zijt getuigen hiervan” (Lc. 24,48). Het voorstel van het thema werd door de
Pauselijke Raad ter bevordering van de Eenheid van de Christenen, in overeenstemming met de Commissie Geloof en Constitutie van de Oecumenische raad van Kerken, gevraagd aan een oecumenische groepering in Schotland. Een eeuw geleden had de “
Wereldconferentie voor Problemen in betrekking tot de Niet Christelijke Wereld” precies plaats in Edinburg, Schotland, van 13 tot 24 juni 1910. Onder de problemen die toen ter sprake kwamen, was er dat van de objectieve moeilijkheid om het Evangelie geloofwaardig te verkondigen in een niet christelijke wereld door christenen die onderling verdeeld zijn. Zal de verkondiging van Christus als enige Verlosser van de wereld en onze Vrede, geloofwaardig zijn als christenen niet eensgezind naar voor treden of dikwijls zelfs in tegenstrijd zijn met elkaar ten overstaan van een wereld die Christus niet kent, die zich van Hem verwijderd heeft of onverschillig is ten overstaan van het Evangelie? Het verband tussen eenheid en zending is sindsdien een essentiële dimensie van iedere oecumenische activiteit en ook het uitgangspunt ervan. Het is voor deze specifieke bijdrage dat de Conferentie van Edinbourg één van de vaststaande punten blijft in het moderne oecumenisme. De katholieke Kerk heeft dit perspectief met
Vaticanum II hernomen en met klem bevestigd: de verdeeldheid onder de volgelingen van Jezus “is zeer duidelijk in strijd met de bedoeling van Christus; zij is ook een ergernis voor de wereld en de hoog verheven taak van de evangelieverkondiging aan alle schepselen wordt erdoor geschaad”
2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 1.
Het is in deze theologische en spirituele context dat het thema staat dat voor deze Week werd voorgesteld ter meditatie en gebed: de noodzaak om gezamenlijk van Christus te getuigen. De tekst met als thema “Gij zijt getuigen hiervan”, moet gelezen worden in de context van heel het 24e hoofdstuk van het
Evangelie volgens Lucas. Herinneren wij kort aan de inhoud van dit hoofdstuk. De vrouwen zijn naar het graf gegaan, zien de tekenen van Jezus’ verrijzenis en verkondigen wat zij gezien hebben aan de apostelen en de andere leerlingen (
Lc. 24, 8); vervolgens verschijnt de Verrezene zelf onderweg aan de leerlingen van Emmaüs, Hij verschijnt aan Simon Petrus, vervolgens aan “de elf en mensen van hun groep” (
Lc. 24, 33). Hij opent hun geest voor het begrijpen van de Schriften over Zijn verlossende dood en verrijzenis en zegt dat “in zijn naam bekering tot vergiffenis van de zonden gepredikt moet worden onder alle volken” (
Lc. 24, 47). Aan de leerlingen die bijeen zijn en getuigen waren van Zijn zending, belooft de verrezen Heer de gave van de Heilige Geest
Vgl. Lc. 24, 49
opdat zij samen van Hem zouden getuigen voor alle volken. Uit dit gebod – “hiervan”, zijt gij getuigen
Vgl. Lc. 24, 48
– wat het thema is van deze Week voor de Eenheid van de Christenen, treden voor ons twee vragen naar voor. De eerste: wat is “hiervan”?
Maar als wij Christus kennen – dat is het essentiële punt – kennen wij Gods gelaat. In alle tijden merken mensen Gods bestaan op, een enige God, die echter veraf is en zich niet laat zien. In Christus toont deze God zich, de verre God komt dichtbij. “Hiervan” is met het mysterie van Christus, dus vooral God die ons nabij komt. Dit impliceert een andere dimensie: Christus is nooit alleen; Hij is in ons midden gekomen, Hij is alleen gestorven maar is verrezen om ieder tot zich te trekken. Christus heeft zich een lichaam gemaakt, zoals de Schriften zeggen, Hij heeft heel de mensheid in Zijn realiteit van onsterfelijk leven verenigd. En zo, in Christus die de mensheid verenigt, kennen wij de toekomst van de mensheid: het eeuwig leven. Dat is bijgevolg in laatste instantie heel eenvoudig: wij kennen God doordat wij Christus kennen, Zijn lichaam, het mysterie van de Kerk en de belofte van eeuwig leven.
Zo komen wij bij de tweede vraag. Hoe kunnen wij “hiervan” getuigen zijn? Wij kunnen slechts getuigen zijn als wij Christus kennen en als wij door Christus te kennen, God kennen. Christus kennen impliceert zeker een intellectuele dimensie – leren wat wij van Christus weten – doch het is altijd veel meer dan een intellectueel proces: het is een existentieel proces, een proces waarbij mijn ik opengaat, een transformatieproces van mijzelf door de aanwezigheid en kracht van Christus en zo is het ook een proces van openheid naar alle anderen die het lichaam van Christus moeten vormen. Zo wordt het duidelijk dat Christus kennen, als intellectueel en vooral existentieel proces, een proces is dat ons tot getuigen maakt. Met andere woorden, wij kunnen slechts getuigen zijn indien wij Christus persoonlijk kennen en niet alleen doorheen de anderen, Hem kennen door ons eigen leven, door onze persoonlijke ontmoeting met Christus. Door Hem werkelijk in ons geloofsleven te ontmoeten, worden wij getuigen en zo kunnen wij bijdragen tot het nieuwe van de wereld, tot het eeuwig leven. De
Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) geeft ons ook een aanwijzing over de inhoud van dit “hiervan”. De Kerk heeft het essentiële van wat de Heer ons in de Openbaring gegeven heeft, in de “
1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381)” bijeengebracht en samengevat; zij ontleent “haar grote autoriteit aan het feit dat zij de vrucht is van de twee eerste oecumenische concilies (325 en 381)”,
Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 195. De
Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) preciseert “nu nog bezitten de grote kerken van oost en west deze geloofsbelijdenis gemeenschappelijk”
Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 195. In deze Geloofsbelijdenis staan dus de geloofswaarheden die de christenen kunnen belijden en waarvan zij samen kunnen getuigen opdat de wereld zou geloven; zo tonen zij met het verlangen en het engagement om de bestaande verschillen te overwinnen, de wil tot volledige gemeenschap, tot de eenheid van het Lichaam van Christus.
De viering van de
Gebedsweek voor de Eenheid van de Christenen laat ons andere belangrijke aspecten voor het oecumenisme zien. Vooreerst de grote vooruitgang in de betrekkingen tussen de Kerken en kerkgemeenschappen sinds de Conferentie van Edinburg, een eeuw geleden. De moderne oecumenische beweging heeft zich zodanig ontwikkeld dat zij in de voorbije eeuw een belangrijk element geworden is in het leven van de Kerk dat herinnert aan het probleem van de eenheid onder de christenen en ook de groei steunt van hun onderlinge gemeenschap. Zij bevordert niet alleen de broederlijke banden tussen de Kerken en kerkgemeenschappen in antwoord op het gebod van de liefde, maar stimuleert eveneens het theologisch onderzoek. Daarenboven interpelleert zij het concrete leven van de Kerken en kerkgemeenschappen met thematieken die de pastoraal en het sacramentele leven raken, zoals bijvoorbeeld de wederzijdse erkenning van het doopsel, vragen in verband met gemengde huwelijken, gevallen van “
comunicatio in sacris” in welbepaalde speciale situaties. In het spoor van deze oecumenische geest zijn de contacten uitgebreid, ook naar pinksterbewegingen, evangelische en charismatische bewegingen met het oog op een grotere onderlinge kennis, alhoewel ernstige problemen op dit vlak niet ontbreken.
De katholieke Kerk is sinds het
Tweede Vaticaanse Concilie in broederlijke relatie getreden met alle Kerken van het oosten en kerkgemeenschappen van het westen, bijzonder door het organiseren van bilaterale theologische gesprekken die convergenties gevonden hebben of ook overeenstemming op verschillende punten, waardoor de gemeenschapsbanden versterkt werden. In de loop van het voorbije jaar hebben de verschillende gesprekken positieve stappen geregistreerd. Met de orthodoxe Kerken is de
Gemeenschappelijke Commissie voor Theologische Dialoog tussen de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerk (als één geheel) ter gelegenheid van de XIe voltallige zitting in Paphos, Cyprus, in oktober 2009, begonnen met de studie van een cruciaal thema in de dialoog tussen katholieken en orthodoxen: “
De rol van de bisschop van Rome in de gemeenschap van de Kerk tijdens het eerste millennium”, dat wil zeggen in de tijd waarin de christenen uit oost en west in volle gemeenschap leefden met elkaar. Deze studie zal zich later uitbreiden naar het tweede millennium. Ik heb reeds meerdere keren aan de katholieken gebed gevraagd voor deze delicate dialoog die essentieel is voor heel de oecumenische beweging. Dezelfde
Gemeenschappelijke Commissie heeft van 26 tot 30 januari 2009, ook de oude orthodoxe Kerken van het oosten ontmoet (Koptische, Ethiopische, Syrische, Armeense). Deze belangrijke initiatieven getuigen dat een diepgaande, hoopvolle dialoog bezig is met alle oosterse Kerken, ieder met haar eigenheid, die niet in volledige gemeenschap zijn met Rome.
In het voorbije jaar werden met de kerkgemeenschappen van het westen de resultaten onderzocht, die verkregen werden door de gesprekken van deze veertig jaren en is men in het bijzonder blijven staan bij die met de Anglicaanse Gemeenschap, de
Lutherse Wereld Federatie, de Gereformeerde Wereldalliantie en de Wereldraad van Methodisten. In dit opzicht heeft de
Pauselijke Raad ter bevordering van de Eenheid van de Christenen een studie gemaakt om de punten van convergentie te beklemtonen die men in de desbetreffende bilaterale gesprekken bereikt heeft en om tezelfdertijd de openstaande problemen te signaleren waarmee men in een nieuwe fase zal geconfronteerd worden.
Onder de recente gebeurtenissen zou ik de herdenking willen vermelden van de tiende verjaardag van de “
Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen
Gemeenschappelijke Verklaring over de Rechtvaardigingsleer door de Rooms Katholieke Kerk en Lutherse Wereld Federatie
(31 oktober 1999)” die katholieken en lutheranen op 31 oktober 2009 samen gevierd hebben om de voortzetting van de dialoog te stimuleren, evenals het bezoek van de aartsbisschop van Canterbury, doctor Rowan Williams, aan Rome, die ook gesprekken gevoerd heeft over de bijzondere situatie waarin de
Anglicaanse gemeenschap zich bevindt. Het gezamenlijk engagement om de betrekkingen en de dialoog verder te zetten is een positief teken dat toont hoe intens het verlangen naar eenheid is ondanks de problemen die er tegen in gaan. Zo zien wij dat er een dimensie is waarvoor wij verantwoordelijk zijn, wanneer wij al het mogelijke doen om werkelijk tot eenheid te komen, maar er bestaat een andere dimensie, die van Gods werking, want God alleen kan eenheid geven aan de Kerk. Een “zelf gemaakte” eenheid zou menselijk zijn, maar wij verlangen Gods Kerk, door God gemaakt, die eenheid zal scheppen wanneer Hij het zal willen en wanneer wij bereid zullen zijn. Wij moeten ook de werkelijke vooruitgang voor ogen houden die in de loop van de laatste vijftig jaren bereikt werd door samenwerking en broederschap. Tegelijk moeten wij weten dat het oecumenisch werk geen lineair proces is. Inderdaad, de oude problemen die ontstaan zijn in de context van een andere tijd, verliezen aan gewicht wanneer binnen de moderne context nieuwe problemen en nieuwe moeilijkheden ontstaan. Wij moeten dus steeds beschikbaar zijn voor een uitzuiveringsproces waarin de Heer ons bekwaam maakt om verenigd te zijn.