BELEEFDHEIDSBEZOEK AAN DE GROOTMOEFTITempelplein - Jeruzalem tijdens de reis door het Heilig Land 2009
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Toespraak)
Paus Benedictus XVI -
12 mei 2009
BELEEFDHEIDSBEZOEK AAN DE GROOTMOEFTI
Tempelplein - Jeruzalem tijdens de reis door het Heilig Land 2009
Dierbare Moslim-vrienden,
As-salámu ‘aláikum! De vrede zij met u!
Hartelijk dank ik de Grootmoefti, Muhammad Ahmad Hussein, samen met de directeur van de islamitische Waqf Stichting van Jeruzalem, Sheikh Mohammed Azzam al-Khatib al-Tamimi, en de leider van de Awqaf Raad, Sheikh Abdel Azim Salhab, voor de vriendelijke ontvangst die zij mij in uw naam hebben bereid. Ik ben zeer dankbaar voor de uitnodiging deze heilige plaats te bezoeken en ik verzeker u en de leiders van de islamitische gemeenschap in Jeruzalem van mijn hoogachting.
De Rotskoepel beweegt ons hart en ons verstand om na te denken over het mysterie van de schepping en over het geloof van Abraham. Hier komen de wegen van de drie grote monotheïstische godsdiensten samen en worden wij herinnerd aan alles wat ze gemeen hebben. Ze geloven alle drie in één God, de Schepper en Heer van het heelal. Ze zien in Abraham een van hun voorvaderen, een man van geloof, die van God een bijzondere zegen ontvangen heeft. Ze hebben ieder in de loop van de eeuwen een groot aantal gelovigen verzameld en zijn tot inspiratie geworden voor een rijk geestelijk, intellectueel en cultureel erfdeel.
In een wereld die helaas door verdeeldheid verscheurd wordt, vormt deze heilige plaats een aansporing en daagt mensen van goede wil uit zich in te zetten om misverstanden en conflicten uit het verleden te overwinnen en de weg in te slaan van een oprechte dialoog, die de opbouw van een wereld van gerechtigheid en van vrede voor de komende generaties beoogt.
De religieuze gemeenschappen houden zich in hun leer uiteindelijk alle bezig met de werkelijkheid van God, de zin van het leven en het gemeenschappelijke doel van de mensheid, dat wil zeggen, met alles wat ons het heiligst en het kostbaarst is. Daarom kan de bekoring opkomen zo’n dialoog aan te gaan met tegenzin en onzekerheid wat betreft de kansen op succes. We kunnen echter als uitgangspunt het geloof nemen dat de Ene God de onuitputtelijke bron van gerechtigheid en erbarmen is, daar deze twee bij Hem in volkomen eenheid bestaan. Wie Zijn Naam belijden hebben de opdracht onvermoeibaar te streven naar rechtschapenheid en tegelijkertijd Zijn vergevensgezindheid na te volgen, want beide zijn wezenlijk gericht op de vreedzame en harmonische samenleving van de familie van de mensheid.
Daarom is het zo belangrijk dat degenen die de Ene God aanbidden zichtbaar maken dat zij zowel gefundeerd zijn in de eenheid van de familie van de mensheid als ook daarop gericht zijn. Men zou met andere woorden kunnen zeggen dat de trouw aan de Ene God, de Schepper, de Allerhoogste, leidt tot de erkenning dat alle mensen fundamenteel met elkaar verbonden zijn, omdat ze allen hun bestaan danken aan één enkele bron en allemaal gericht zijn op een gemeenschappelijk doel. In hen allen is het onuitwisbare beeld van het goddelijke gegrift en zij zijn geroepen actief mee te werken aan het herstel van de scheidingen en de solidariteit onder de mensen te bevorderen.
Dit legt ons een grote verantwoordelijkheid op. Zij die de Ene God vereren, geloven dat Hij de mensen rekenschap zal vragen van hun handelen. De Christenen geloven dat de gaven van verstand en vrijheid ten grondslag liggen aan dit moeten geven van rekenschap. Het verstand opent de geest voor de kennis van het gemeenschappelijke wezen en het gemeenschappelijke doel van de familie van de mensheid, terwijl de vrijheid het hart aanspoort de ander te aanvaarden en hem in liefde te dienen. Zo worden de onverdeelde liefde tot God en de liefde tot de naaste tot de kern waar al het andere om draait. Daarom werken wij onvermoeibaar om de harten van de mensen te bewaren voor haat, wrok en wraakgevoelens.
Dierbare vrienden, ik ben als pelgrim naar Jeruzalem gekomen. Ik dank God voor deze gelegenheid u te ontmoeten als bisschop van Rome en als opvolger van de apostel Petrus, maar ook als een zoon van Abraham, “door wie zegen zal komen over alle geslachten op aarde” (
Gen. 12, 3)
Vgl. Rom. 4, 16-17
. Ik verzeker u dat de Kerk de innige wens heeft bij te dragen tot het welzijn van de familie van de mensheid. Zij gelooft vast dat de vervulling van de belofte, door God aan Abraham gedaan, uiteindelijk een universeel karakter heeft en alle mensen omvat, ongeacht hun afkomst of hun maatschappelijke status. Ik bid dat Moslims en Christenen bij de voortzetting van de reeds begonnen respectvolle dialoog, erover zullen nadenken hoe het één zijn van God onlosmakelijk verbonden is met de eenheid van de familie van de mensheid. Mogen alle aanhangers van deze godsdiensten hun blik vast gericht houden op Gods absolute goedheid, als zij zich voegen naar Zijn liefdevolle plan voor de schepping, als ze de wet onderzoeken die in de kosmos staat geschreven en in het menselijk hart is gegrift, en als ze over de geheimvolle gave van Gods zelfopenbaring nadenken, en nooit uit het oog verliezen hoe Zijn goedheid weerspiegeld wordt in het gezicht van de medemensen.
Met deze gedachten vraag ik de Allerhoogste nederig dat Hij u vrede mag schenken en alle leden van het geliefde volk van dit gebied mag zegenen. Laten wij ons inspannen te leven in een geest van harmonie en samenwerking en door onze edelmoedige dienst aan de naaste voor de Ene God te getuigen. Hartelijk dank!
© 2009, Libreria Editrice Vaticana
SRKK, Vert.: Dr. N. Stienstra met medewerking van drs. N.M. Schnell, pr; alineanummering: redactie