H. Paus Johannes Paulus II - 13 september 1995
In de pasgeboren Kerk wordt Maria herdacht onder de titel de “Moeder van Jezus”. Lucas zelf geeft deze titel aan haar in de Handelingen der Apostelen, een titel, die bovendien samenvalt met wat in het Evangeliën staat: “Is hij niet .... de zoon van Maria?” – vragen zich de inwoners van Nazareth af volgens het verslag van de Evangelist Marcus (Mc. 6, 3); “Zijn moeder heet toch Maria “ – deze vraag noteert Mattheus. (Mt. 13, 55)
Voor diegenen, die in Christus geloven en die Hem volgen is de titel “Moeder van God” een eretitel en een titel eerbiedwaardigheid en het zal altijd zo blijven in het geloof en het leven van de Kerk. Met deze titel willen Christenen op een bijzondere manier aangeven, dat men niet naar de oorsprong van Jezus kan verwijzen, zonder de rol van de vrouw te erkennen, die Hem door de Geest het leven schonk naar zijn menselijke natuur. Haar moederlijke rol omvat ook de geboorte en de groei van de Kerk. Wanneer de gelovigen de plaats van Maria in Jezus’ leven gedenken, ontdekken ze elke dag haar werkzame tegenwoordigheid tijdens hun eigen spirituele reis.
Maria’s maagdelijkheid verkrijgt op die manier een unieke waarde en werpt nieuw licht op de geboorte van Jezus en op het mysterie van zijn Zoon-zijn, aangezien de maagdelijke verwekking het teken is, dat de Vader van Jezus God zelf is.
Zoals het wordt erkend en tot uitdrukking gebracht in het geloof van de Kerkvaders: het maagdelijke moederschap blijft altijd onafscheidelijk verbonden met de identiteit van Jezus, ware God en ware mens, “geboren uit de Maagd Maria” zoals wij het in de 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381) belijden. Maria is de enige Maagd die tegelijkertijd ook Moeder is.
Het op buitengewone wijze naast elkaar bestaan van deze twee gaven in de persoon van de Maagd van Nazareth, bracht Christenen ertoe, Maria gewoonlijk “de Maagd” te noemen, zelfs dan als ze om haar moederschap geroemd werd.
De maagdelijkheid van Maria geeft de eerste aanzet tot de verspreiding van de maagdelijke levensstaat in de Christelijke gemeenschap, die door allen omarmd wordt, die door de Heer tot deze levensstaat worden groepen. Deze speciale roeping, die zijn voltooiing in Christus bereikt, vertegenwoordigt een onmetelijke spirituele rijkdom voor de Kerk in alle tijden, en vindt in Maria haar inspiratie en model.
Met deze, in de Christelijke devotie breed weerklinkende titel wordt Maria in de ware dimensie van haar moederschap gezien: ze is de moeder van Gods’ Zoon, die zij naar zijn menselijke aard maagdelijk ontvangen heeft en wie zij met moederlijke liefde grootgebracht had, en hiermee draagt zij bij aan de menselijke groei van de goddelijke persoon, die gekomen is om het lot van de mensheid te veranderen.
Het Concilie van Efeze definieerde in 431 het dogma van het goddelijke moederschap en heeft Maria de officiële titel “Theotokos” verleend, refererend aan de ene persoon van Christus: ware God en ware mens.
De drie definities, die al vele eeuwen gebruikt worden om het geloof van de Kerk betreffende het moederschap van Maria weer te geven: “Moeder van Jezus”, “Maagdelijke Moeder” en “Moeder van God” laten dus zien, dat Maria’s moederschap op intieme wijze verbonden is met het mysterie van de Menswording. Ze bevestigen de leer en, nauw verbonden met de volksdevotie, helpen ze ons de ware identiteit van Christus te definiëren.