
Paus Pius XII - 7 juli 1952
Voor zover het Uw voorvaderen betreft hebben de Pausen telkens, wanneer de omstandigheden dit toelieten, getracht vriendschapsbanden met hen aan te knopen of deze hechter te maken. Zo zond in het jaar 977 Onze Voorganger Benedictus VII, vromer gedachtenis, afgezanten naar Prins Jaropolk, broeder van de beroemde Vladimir, en naar de grote Vorst Vladimir zelf onder wiens bescherming voor de eerste maal onder Uw volk de naam Christen en de christelijke beschaving schitterden, werden door Onze Voorgangers Johannes XV in 991 en Silvester II in 999 gezantschappen gezonden, waarop door Vladimir, die op zijn beurt gezanten aan deze beide Pausen stuurde, beleefd werd geantwoord. Het is vermeldenswaard, dat in de dagen dat deze Vorst Uw volk tot de godsdienst van Jezus Christus bracht, de Oosterse en Westerse Christenheden onder het gezag van de Paus van Rome, als Opperhoofd van de gehele Kerk, verenigd waren.
Enkele jaren later, in 1075, zond Uw vorst Islasjav zelfs zijn eigen zoon Jaropolk naar Paus Gregorius VII. Deze Voorganger onsterfelijker gedachtenis, schreef aan deze Vorst en aan diens verheven gemalin: "Terwijl Uw zoon de heilige graven van de Apostelen bezocht, heeft hij ook Ons een bezoek gebracht. Omdat hij, na aan de H. Petrus, de Prins der Apostelen, trouw te hebben gezworen, het rijk uit Onze handen als een geschenk van de H. Petrus verlangde te ontvangen, richtte Hij tot Ons dit vroom verzoek, Ons verzekerend, dat zijn verzoek door U zonder twijfel zou worden goedgekeurd en ingewilligd, indien hij de gunst en de bescherming van het Apostolisch Gezag zou hebben verkregen. Omdat deze wensen en dit verzoek, zowel door Uw instemming als door de toewijding van de vrager wettig schenen, hebben Wij ze uiteindelijk verhoord en hebben Wij hem van de zijde van de H. Petrus het bestuur over Uw rijk toevertrouwd met de bedoeling en het vurig verlangen, dat de H. Petrus door Zijn bemiddeling bij God U, Uw rijk en al Uw bezittingen bewaart en U dit rijk doet bezitten in volkomen vrede, en in eer en glorie tot het einde van Uw leven...". H. Paus Gregorius VII, Registrum. 1, 2, n. 74 in Monum. Germ. Histor. Epist. select. U, 1. pag. 236
Zo moet ook worden opgemerkt en het is waard in het oog te worden gehouden, dat Isidorus, metropoliet van Kiev, in het Oecumenisch Concilie van Florence, het decreet ondertekende, waardoor plechtig de hereniging van de Oosterse en Westerse Kerk onder het gezag van de Petrus van Rome werd bekrachtigd. Dit gold voor geheel zijn kerkelijke provincie, d.w.z. voor het gehele rijk van Rusland en hij bleef, voor zover het hem betrof, aan de bekrachtiging van deze hereniging tot het einde van zijn aardse leven getrouw.