H. Paus Johannes Paulus II - 16 september 1987
Het is duidelijk dat in de decennia sinds het concilie deze 'verticale dimensie' van de kerkelijke gemeenschap minder diep is ervaren door velen die, aan de andere kant, een levendig besef hebben van haar 'horizontale dimensie'. Tenzij evenwel de hele christelijke gemeenschap een scherp bewustzijn heeft van de wonderbare en volkomen gratuïete uitstorting van 'de goedheid en de mensenliefde van God, onze Heiland', die ons heeft gered 'niet op grond van de werken der gerechtigheid die wij verrichtten, maar louter uit barmhartigheid' (Tit. 3, 4-5), zal de hele ordening van het leven van de kerk en de uitoefening van haar zending als dienst aan de mensenfamilie radicaal worden verzwakt en nooit het door het concilie bedoelde niveau bereiken.
Het kerkelijk lichaam is gezond naarmate de genade van Christus, uitgestort door de Heilige Geest, door de ledematen wordt aanvaard. Onze pastorale inspanningen zijn uiteindelijk vruchtbaar, wanneer het volk van God - wij bisschoppen met de geestelijken, religieuzen en leken - tot Christus wordt gebracht, groeit in geloof, hoop en liefde, en authentieke getuige wordt van de liefde van God in een wereld welke een herschepping nodig heeft.
Kard. Bernardin heeft zeer terecht verklaard, dat juist zoals er maar één geloof, één Heer, één doopsel is, er zo ook maar één trouw kan bestaan aan het woord van God, dat onafgebroken in de kerk wordt verkondigd en dat is toevertrouwd aan het bisschoppencollege met de paus als zijn zichtbare hoofd en eeuwigdurende bron van eenheid. Het woord van God, dat de kracht van God is om allen die geloven tot het heil te brengen Vgl. Rom. 1, 16 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 17, is volledig geopenbaard in het paasmysterie van de dood en verrijzenis van Jezus Christus. Dit paasmysterie brengt een heil tot stand dat transcendent is en eeuwig: 'Hij is voor ons gestorven, opdat wij ... met Hem verenigd zouden leven' (1 Tess. 5, 10). Het is daarom de taak van de kerk om, terwijl zij op alle mogelijke manieren haar dienst aan de mensenfamilie in al haar noden tracht te vergroten, de oproep van Christus tot bekering te prediken en de verlossing in zijn bloed te verkondigen.