H. Paus Johannes Paulus II - 16 september 1987
Dierbare broeders in onze Heer Jezus Christus,
Alvorens in het kader van onze broederlijke gedachtenwisseling met antwoorden te beginnen, wil ik mijn diepe dankbaarheid jegens u uitspreken: dankbaarheid voor uw vele uitnodigingen dit pastoraal bezoek te brengen, dankbaarheid voor uw aanwezigheid hier vandaag, en dankbaarheid voor de onmetelijke hoeveelheid aan voorbereiding welke dit bezoek vereiste. Naast dit alles dank ik u voor uw dagelijkse inspanning en uw deelgenootschap met mij in het evangelie. Ik dank u in één woord voor 'uw werkdadig geloof, uw onvermoeibare liefde en uw standvastige hoop op onze Heer Jezus Christus' (1 Tess. 1, 3).
Kard. Bernardin heeft ons een inleiding gegeven over de uiterst belangrijke werkelijkheid van de 'communio' (gemeenschap), welke het beste kader is voor ons gesprek. Als bisschoppen mogen wij nooit moe worden ons vroom op dit onderwerp te bezinnen. Daar, zoals de buitengewone zitting van de bisschoppensynode in 1985 aangaf, 'de kerkleer (ecclesiologie) van de gemeenschap het centrale en fundamentele begrip is in de documenten van het concilie' Bisschoppensynodes, In Gods Woord viert de Kerk de mysteries van Christus voor het heil van de wereld - Eindrapport van de 2e Buitengewone Bisschoppensynode: 20 jaar na de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie, Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi (7 dec 1985), 18, volgt daaruit dat wij telkens weer naar deze zelfde documenten moeten teruggrijpen om doordrongen te worden van de diepe theologische visie op de kerk, welke de Heilige Geest ons voor ogen stelt en welke de grondslag vormt voor alle pastorale bediening op de pelgrimstocht van de kerk door de menselijke geschiedenis.
Het programma van onze collegiale bediening kan geen ander zijn dan heel de rijkdom van het zelfverstaan van de kerk, welke door de Heilige Geest aan de geloofsgemeenschap werd geschonken in de viering van het Tweede Vaticaans Concilie, vrij te geven in de levensstroom van het kerkelijk leven. De vernieuwing van het katholieke leven waartoe het concilie opriep, moet niet op de eerste plaats worden afgemeten vanuit het oogpunt van de innerlijke structuren, maar aan een dieper verstaan en daadwerkelijker toepassing van de kernvisie op haar aard en zending, welke het concilie de kerk bood aan het einde van het tweede millennium van het christelijke tijdperk. Die vernieuwing hangt af van de wijze waarop de fundamentele inzichten van het concilie authentiek worden opgenomen in iedere particuliere kerk en in de universele kerk.
In het middelpunt van het zelfverstaan van de kerk staat het begrip communio: op de eerste plaats een door de genade delen in het leven van de Vader dat ons door Christus en in de Heilige Geest is gegeven. 'In Hem' - in Christus - 'heeft God ons uitverkoren voor de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht' (Ef. 1, 4). Deze gemeenschap heeft haar oorsprong in een goddelijke roeping, het eeuwig raadsbesluit dat ons heeft voorbestemd tot gelijkvormigheid met het beeld van de Zoon Vgl. Rom. 8, 28-30 . Ze is verwezenlijkt door de sacramentele vereniging met Christus en door de organische deelneming in alles wat de goddelijke en menselijke werkelijkheid vormt van de kerk, het lichaam van Christus, welke de eeuwen omspant en in de wereld is gezonden om alle mensen zonder onderscheid te omvatten.