H. Paus Johannes Paulus II - 30 november 1996
Aan de eerbiedwaardige broeder in het Bisschopsambt
Joseph Kardinaal Ratzinger
Prefect van de Conggregatie voor de Geloofsleer.
Het is mijn grote wens, heer Kardinaal, u mijn dankbaarheid te betonen voor het initiatief van de door u geleide Congregatie voor de Geloofsleer om een symposium te houden over het thema "Het primaatschap van de opvolger van Petrus" waarbij talrijke belangrijke wetenschappers en experts deelnemen.
Breng al deze belangrijke deelnemers mijn dankbare waardering voor hun bereidheid om zich in te zetten. In mijn encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Ut Unum Sint
Over de inzet voor de oecumene
(25 mei 1995) heb ik de erkenning tot uitdrukking gebracht dat "Betekenisvol en bemoedigend is ook dat deze kwestie niet alleen een centraal thema is in de theologische dialogen waaraan de katholieke Kerk deelneemt, maar ook, meer algemeen, in de oecumenische beweging als geheel. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de inzet voor de oecumene, Ut Unum Sint (25 mei 1995), 89
De Katholieke Kerk is zich bewust, dat ze trouw aan de Apostolische traditie en het geloof van de Vaders het ambt van de opvolger van Christus bewaard heeft die God als het blijvende, zichtbare principe en fundament voor de eenheid van de vele Bisschoppen en gelovigen bedoeld heeft 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23. Deze dienst aan de eenheid, dat in het werk van de goddelijke barmhartigheid wortelt, is een geschenk, dat binnen het Bisschoppencollege diegene toevertrouwd is, die de Apostel Petrus als Bisschop van Rome opvolgt. De volmacht en de autoriteit van dit ambt, die zonder dat het een pure illusie zou zijn, moet steeds beschouwd worden in dienst van het barmhartige plan van God, namelijk dat allen "één" zijn in Jezus Christus.
Wanneer het primaatschap zo gezien wordt, wordt het op verschillende, de eenheid van het geloof betreffende niveaus uitgeoefend, en niet alleen wakend over de sacramentele en liturgische eredienst, maar ook over de missie, over de discipline en het christelijk leven. Echter steeds in het bewustzijn dat dit alles zich moet afspelen in de gemeenschap. Tegelijkertijd moet ook benadrukt worden dat de dienst aan de eenheid van het geloof en de Kerk van de kant van het petrijnse ambt middel en instrument tot evangelisering is. Het uitgangspunt van de herevangelisering is gebonden aan het getuigenis van de eenheid van de Kerk, waarvoor de Navolger van Petrus garant moet staan en een zichtbaar teken is.
Aan de andere kant vormt deze overtuiging van de Katholieke Kerk een probleem voor de andere christenen, "wiens gedachten door bepaalde pijnlijke herinneringen getekend zijn", zoals ik bij de ontmoeting met de oecumenische Raad van Kerken in Geneve in juni 1984 heb genoemd. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, In het Hoofdkwartier van de Wereldraad van Kerken, Genève (Zwitserland), Een lange gemeenschappelijke geschiedenis doet ons vandaag de onvolledige maar werkelijke gemeenschap ontdekken, welke onder ons bestaat (12 juni 1984), 2 Op grond van deze zorg om de eenheid, die tot een wezenlijk bestanddeel behoort van het taakgebied van de Primaat, heb ik in de Encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Ut Unum Sint
Over de inzet voor de oecumene
(25 mei 1995) de overtuiging uitgesproken dat "Ik ben ervan overtuigd dienaangaande een bijzondere verantwoordelijkheid te hebben, vooral wanneer ik het oecumenische verlangen van de meeste christelijke Gemeenschappen constateer en het aan mij gerichte verzoek hoor om een vorm te vinden voor de uitoefening van het primaat die weliswaar geenszins afziet van het essentiële van haar zending, maar die zich openstelt voor een nieuwe situatie." H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de inzet voor de oecumene, Ut Unum Sint (25 mei 1995), 89 .
Deze oproep staat ook in het schrijven van de Congregatie voor de Geloofsleer Congregatie voor de Geloofsleer
Communionis notio
Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio.
(28 mei 1992), over enige aspecten van de Kerk als gemeenschap. Daar wordt de wens uitgesproken "opdat door een nieuwe bekering tot de Heer allen de voortzetting van het primaat van Petrus in zijn opvolgers de bisschoppen van Rome kunnen herkennen en de vervulling van het Petrus-ambt zullen zien, zoals dit door de Heer bedoeld is, namelijk als een wereldwijde apostolische dienst die in alle kerken van binnenuit aanwezig is en die, zoals de geschiedenis heeft laten zien" Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 18 .
Het engagement van wetenschappers, experts op diverse terreinen van de theologie - die van de bijbel, historische theologie en systematische dogmatiek - geeft aan dat uw symposium getuigt van de zorgvuldigheid en volledigheid van de onderzoekingen vanuit diverse theologische disciplines. Deze onderzoekingen moge de doctrinaire zwaartepunten naar voren brengen tijdens deze studiedagen en een belangrijke bijdrage leveren aan het voortzetten van de theologische dialoog, waarbij de wezenlijke elementen van de Katholieke geloofsleer over deze punten van de kerkleer (ecclesiologie) worden weergegeven en zich van vragen verre houdt die al rechtsgeldig besproken zijn of die niet definitief bindend zijn.
Dit bijzondere kenmerk, zonder op enigerlei wijze een hindernis te willen zijn in de oecumenische dialoog, eerder een noodzakelijke voorwaarde daarvoor, zodat de dialoog een instrument kan zijn, de goddelijke waarheid te herkennen.
Ik volg met grote belangstelling uw werk en zend u, eerbiedwaardige broeder, en alle deelnemers en medewerkers aan het symposium mijn beste wensen voor een vruchtbaar resultaat van de gemeenschappelijke, oprechte en niet-egoïstische onderzoek naar de waarheid.
Deze wensen laat ik graag vergezeld gaan met de bijzondere Apostolische Zegen.
Vaticaanstad, 30 november 1996Paus Johannes Paulus II