Paus Benedictus XVI - 1 november 2009
Geliefde broeders en zusters!
Deze zondag valt samen met het hoogfeest van Allerheiligen dat de pelgrimerende Kerk op aarde uitnodigt om vooraf reeds te genieten van het feest zonder einde in de gemeenschap in de hemel, en om de hoop op het eeuwig leven te verlevendigen. Dit jaar is het veertien eeuwen geleden dat het Pantheon – één van de oudste en beroemdste Romeinse monumenten – bestemd werd voor de christelijke eredienst en toegewijd aan de Maagd Maria en alle Martelaars: “Sancta Maria ad Martyres”. Zo werd de tempel van alle heidense godheden omvormd voor de gedachtenis van hen die, zoals het boek van de Apocalyps zegt, “komen uit de grote verdrukking, die hun gewaden hebben wit gewassen in het bloed van het Lam” (Openb. 7, 14). Daarna werd de viering van al de martelaars uitgebreid naar alle heiligen, “een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen” (Openb. 7, 9), zoals de heilige Johannes ook zegt. In dit Jaar van de Priester, verheugt het mij met bijzondere verering te denken aan de heilige priesters, zowel degenen die de Kerk heeft heilig verklaard en met hun geestelijke en pastorale deugden steeds tot voorbeeld stelt; als degenen – en die zijn veel talrijker – die door de Heer gekend zijn. Ieder van ons denkt dankbaar terug aan één van hen die ons geholpen heeft in de groei van het geloof en die ons de goedheid en nabijheid van God heeft laten aanvoelen.