19 oktober 2009
De Kerk heeft derhalve allerminst getwijfeld over de betekenis van Christus' woorden en over de bedoeling ervan. Het geloof van de Vaders komt dan ook overeen met de ware en werkelijke betekenis van die woorden. Daaruit concludeerde men dat er wat de gedaante betreft niets verandert maar dat de woorden van Christus, die de woorden van God zijn, bewerken wat ze zeggen. De Kerk nu heeft dit mysterie gaandeweg steeds beter begrepen op dezelfde wijze en in dezelfde zin als ook anderszins plaats vond bij het grondig bestuderen van het Christusmysterie. Tot welk oordeel de Kerk in die eeuwenlange studie gekomen is, wordt in de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) beknopt uiteengezet:
"De wijze waarop Christus onder de eucharistische gedaanten aanwezig is, is uniek. Hierdoor wordt de Eucharistie boven alle Sacramenten uitgetild en wordt zij 'als het ware de voltooiing van het geestelijk leven en het doel waarop alle Sacramenten gericht zijn'. In het allerheiligste Sacrament van de Eucharistie zijn 'het Lichaam en Bloed van onze Heer Jezus Christus samen met zijn ziel en zijn godheid, en bijgevolg de gehele Christus, waarachtig, werkelijk en wezenlijk (vere, realiter et substantialiter) tegenwoordig'. 'Deze tegenwoordigheid wordt werkelijk genoemd, niet bij wijze van uitsluiting, alsof de andere vormen van tegenwoordigheid niet 'werkelijk' zouden zijn, maar bij wijze van uitnemendheid, omdat zij wezenlijk (substantialis) is, en omdat door haar de gehele Christus, God en mens, tegenwoordig gesteld wordt.' H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 39" Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1374 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1375.1376