H. Paus Johannes Paulus II - 8 september 2001
De Kerk is het 'huis van de heiligheid' en de liefde van Christus, uitgestort door de heilige Geest, is haar ziel. In haar helpen alle christenen elkaar om hun eigen roeping te vinden en te vervullen door te luisteren naar het Woord van God, te bidden, toegewijd deel te hebben aan de Sacramenten en onophoudelijk in iedere broeder en zuster het gelaat van Christus te zoeken. Op die manier komt ieder mens, naar zijn eigen gaven, verder op de weg van het geloof, houdt hij de hoop levend en handelt hij vanuit naastenliefde, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 41 terwijl de Kerk "de oneindige rijkdom van het mysterie van Jezus Christus" H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 55 openbaart en beleeft en ons verzekert dat de heiligheid van God zich in iedere toestand en situatie van het leven manifesteert, zodat alle Christenen mee kunnen werken in de wijngaard van de Heer en het Lichaam van Christus kunnen opbouwen.
Elke roeping in de Kerk staat ten dienste van de heiligheid. Sommige roepingen, zoals die tot het gewijde ambt en het gewijde leven, staan op volkomen unieke wijze ten dienste van de heiligheid. Ik wil iedereen vragen om nu aan die roepingen bijzondere aandacht te schenken, door daar nog intenser voor te bidden.
De roeping tot het gewijde ambt "is wezenlijk een roeping tot heiligheid, in de vorm die voortvloeit uit het sacrament van het priesterschap. De heiligheid is vertrouwelijke omgang met God; zij is navolging van de arme, kuise en nederige Jezus; zij is liefde zonder voorbehoud voor de zielen en toewijding aan hun echte welzijn; zij is liefde voor de Kerk, die heilig is en wil dat wij heilig zijn, omdat dit de zending is die Christus haar heeft toevertrouwd." H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen, Pastores Dabo Vobis (25 mrt 1992), 33 Jezus roept de apostelen om Hem te "vergezellen" (Mc. 3, 14) in een bevoorrechte vertrouwelijke relatie Vgl. Lc. 8, 1-2 Vgl. Lc. 22, 28 . Hij laat hen niet alleen delen in de geheimenissen van het koninkrijk der hemelen Vgl. Mt. 13, 16-18 , maar Hij verwacht ook een ongeëvenaarde trouw van hen, in overeenstemming met het apostolische ambt waartoe Hij hen roept. Hij verlangt van hen dat zij in barre armoede leven Vgl. Mt. 19, 22-23 , dat zij nederig zijn als een dienaar die op de laatste plaats komt. Vgl. Mt. 20, 25-27 Hij vraagt hen om te geloven in de kracht die zij gekregen hebben Vgl. Mt. 17, 19-21 , om te bidden en te vasten ten behoeve van hun apostolaat Vgl. Mc. 9, 29 en om niet zelfzuchtig te zijn: "Voor niets hebben jullie gekregen, voor niets moet je geven" (Mt. 10, 8). Hij verlangt wijsheid, gepaard aan eenvoud en morele rechtschapenheid Vgl. Mt. 10, 26-28 en een overgave aan de goddelijke voorzienigheid. Vgl. Lc. 9, 1-3 Vgl. Lc. 19, 22-23 Ook moeten zij zich bewust zijn van de verantwoordelijkheden die zij krijgen, want zij zijn de beheerders van de sacramenten die zijn ingesteld door de Heer en de arbeiders in zijn wijngaard. Vgl. Lc. 12, 43-48
Het gewijde leven toont het intieme karakter van iedere christelijke roeping tot heiligheid, en de manier waarop heel de Kerk-bruid zich uitstrekt naar Christus, 'haar enige bruidegom'. "Het beoefenen van de evangelische raden is nauw verbonden met het Christusmysterie; want het heeft tot taak om in zekere zin de levensvorm tegenwoordig te stellen die Christus koos, en de absolute eschatologische betekenis ervan te laten zien." H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over het gewijde leven en zijn zending in de Kerk en de wereld, Vita Consecrata (25 mrt 1996), 29 Roepingen tot deze levenswijze zijn een waardevol en noodzakelijk geschenk, die laten zien dat zelfs in deze tijd de navolging van Christus, in kuisheid, armoede en gehoorzaamheid, het getuigenis van het absolute primaat van God en de dienstbaarheid aan de mensheid op de wijze van de Verlosser een bevoorrechte weg naar de volheid van het spirituele leven vormen. Het kleine aantal kandidaten voor het priesterschap en het gewijde leven waarvan tegenwoordig in sommige situaties sprake is, moet er niet toe leiden dat wij minder gaan verwachten en ons tevreden stellen met een middelmatige vorming en spiritualiteit. Het moet juist aanleiding zijn tot meer aandacht voor de selectie en vorming van hen op wie, als zij eenmaal gewijd zijn tot dienaren en getuigen van Christus, een beroep zal worden gedaan om dat wat zij verkondigen en vieren, door een heilige levenswijze te bevestigen.