Paus Pius XII - 8 september 1951
De eeuwige Koning Christus vroeg aan Zijn leerlingen, voordat Hij aan Petrus, de zoon van Johannes, het bestuur van de Kerk beloofde, wat de mensen en wat zij, de apostelen zelf, van Hem dachten, en prees toen op heel bijzondere wijze het geloof, dat over iedere aanval en stormloop van de helse macht zou zegevieren en dat Petrus, helder verlicht door de hemelse Vader, had uitgesproken met deze woorden: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God." (Mt. 16, 16) Dit geloof, waardoor de apostelen de krans, de martelaren de zegepalm, en de maagden de lelie verwerven, en dat voor allen die geloven een kracht Gods is ter zaligheid Vgl. Rom. 1, 16 , is vooral door drie algemene Concilies krachtig beschermd en klaar omschreven: nl. door het Concilie van Nicea, dat van Efeze en dat van Chalcedon. Sinds dit laatste zijn met het aflopen van dit jaar vijftien volle eeuwen voorbij. Het is passend, dit zo heuglijk feit in Rome en over de gehele katholieke wereld plechtig te vieren, gelijk wij dan ook onder de verschuldigde dankzegging aan God, de bewerker van alle heilzame besluiten, met blijdschap in het hart verordenen.
Want evenals onze voorganger Pius XI z.g, in het jaar 1925 in deze eeuwige stad het heilig Concilie van Nicea plechtig heeft laten herdenken, en ook het heilig Concilie van Efeze in het jaar 1931 door de encycliek Paus Pius XI - Encycliek
Lux Veritatis
15e eeuwfeest van het Concilie van Efese en de proclamatie van Maria, Moeder van God (25 december 1931) in herinnering heeft gebracht, zo willen wij eveneens met gelijke hoogschatting en zorg in deze brief het Concilie van Chalcedon bespreken. Omdat immers de synoden van Efeze en Chalcedon betrekking hebben op de hypostatische vereniging van het mens geworden Woord, zijn ze onverbrekelijk met elkaar verbonden. Beide worden al van oudsher hoog in ere gehouden zowel in het Oosten, waar zij zelfs in de liturgie-viering herdacht worden, als in het Westen, gelijk de H. Gregorius de Grote getuigt. Deze roemde beide algemene Concilies, evenals de twee, die een eeuw te voren gehouden waren, nl. die van Nicea en Constantinopel, met deze gedenkwaardige uitspraak: "Op deze Concilies is als op een vierhoekige grondsteen het bouwwerk van het heilig geloof opgetrokken. En al wie zich niet vasthoudt aan dit hechte fundament, ligt, hoe hij ook door leven en daden mag uitschijnen, zelfs al zou hij een bouwsteen lijken, toch buiten het gebouw." H. Paus Gregorius de Grote, Registrum Epistolae. I, 25 (al. 24): PL 77, 478; ed. Ewald (MGH), I, 36