Paus Franciscus - 10 juli 2022
Beste broeders en zusters, goedemorgen!
Wij kennen allemaal de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Vgl. Lc. 10, 25-37 Langs de weg van Jeruzalem naar Jericho ligt een man die tot moes is geslagen en beroofd door rovers. Een priester die voorbijgaat ziet hem maar stopt niet; zo ook een Leviet. “Toen kwam een Samaritaan die op reis was, bij hem”, zegt het Evangelie, “hij zag hem en kreeg medelijden” b:Lc. 10, 33]. De evangelist maakt duidelijk dat de Samaritaan op reis was. Kortom, ook al had die man zijn eigen plannen, toch zocht hij geen uitvluchten en liet zich uitdagen door wat er onderweg gebeurde. Leert de Heer ons niet hetzelfde te doen? Ver vooruit kijken, naar het einddoel, en tegelijk aandacht hebben voor de stappen die we hier en nu moeten zetten om daar te komen.
Het is veelzeggend dat de eerste christenen “aanhangers van de Weg" werden genoemd (Hand. 9, 2). In feite lijkt de gelovige erg op de Samaritaan: net als hij is de gelovige op reis. De gelovige weet dat hij niet iemand is die al ‘gearriveerd’ is, maar dat hij elke dag mag leren, door Jezus te volgen, die gezegd heeft: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven” (Joh. 14, 6). De leerling van Christus wandelt in navolging van Hem, en wordt zo een “aanhanger van de Weg”. Onderweg ontmoet de gelovige anderen, geneest zieken, bezoekt dorpen en steden. Dat deed de Heer ook, altijd onderweg.
De “aanhangers van de Weg”, ofwel wij Christenen, zien dus dat hun manier van denken en handelen geleidelijk verandert en meer en meer gelijkvormig wordt aan die van Jezus. In het voetspoor van Christus wordt de gelovige een reiziger, en leert hij – net als de Samaritaan – te zien en medelijden te hebben. Allereerst ziet hij: hij opent zijn ogen voor de werkelijkheid en is niet opgesloten in zijn eigen gedachten. Het Evangelie leert ons zien: het helpt ieder van ons om de werkelijkheid goed te begrijpen en daarbij vooroordelen dag na dag te overwinnen. Het Evangelie leert ons ook Jezus te volgen, want dat leert ons mededogen te hebben: oog te hebben voor anderen, vooral voor hen die lijden, voor hen die in de grootste nood verkeren. En om te handelen als de Samaritaan: niet voorbij te gaan, maar te stoppen.
Geconfronteerd met deze gelijkenis kan het gebeuren dat je met de vinger naar anderen wijst en hen vergelijkt met de priester en de Leviet, of dat je jezelf verwijten maakt over je eigen gebrek aan aandacht voor de naaste. Maar ik zou een ander soort oefening willen voorstellen. Wij moeten erkennen dat dit een vergissing is, maar laten wij de Heer vragen ons uit onze zelfzuchtige onverschilligheid te halen en ons op de Weg te brengen. Laten we Hem vragen te zien en medelijden te hebben: “Heer mag ik zien, mag ik me over anderen ontfermen, zoals U mij ziet en zich over mij ontfermt”. Mogen wij medelijden hebben met degenen die wij onderweg ontmoeten, vooral met hen die lijden en in nood verkeren, om hun de hand te reiken en te doen wat wij kunnen om te helpen.
Als ik met een gelovige over spirituele zaken praat, overkomt het me heel vaak dat ik vraag of hij of zij aalmoezen geeft. “Ja”, antwoorden ze dan. “En zeg me eens”, vraag ik daarop: “raak je dan ook de hand aan van degene aan wie je geld geeft?”. Dan zeggen ze: “Nee, nee, ik gooi het in het bakje.” Dan vraag ik: “Kijk je die persoon aan?”. Waarop zij zeggen: “Nee, dat komt niet in me op.” Als je een aalmoes geeft zonder de persoon aan te raken, zonder de hulpbehoevende in de ogen te kijken, is die aalmoes voor jou, niet voor hen. Denk daar eens over na: “Raak ik de ellende met eigen handen aan, ook de ellende waar ik geld voor geef? Kijk ik de mensen aan die lijden, de mensen die ik help?” Ik geef jullie deze gedachte mee: zie en heb compassie.
Moge de Maagd Maria ons begeleiden op deze weg van groei. Moge zij, die ons “de Weg toont”, ofwel Jezus, ons helpen om ook steeds meer “aanhangers van de Weg” te worden.