Joseph Kardinaal Ratzinger - 28 mei 1992
COMMUNIONIS NOTIO Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio. |
|||
► | De Kerk, een mysterie van Communio |
Het begrip communio vormt "de kern van het kerkelijk zelfverstaan" H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Kleinseminarie van Onze Lieve Vrouw van de Engelen, Los Angeles, Tot de Bisschoppen van de Verenigde Staten van Amerika (16 sept 1987), 1, omdat daarin het mysterie tot uitdrukking komt van de persoonlijke eenheid van iedere mens met de goddelijke Drie-eenheid en met de rest van de mensheid; dit mysterie vloeit voort uit het geloof (1 Joh. 1, 3) Vgl. 1 Kor. 1, 9 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 19 Vgl. Bisschoppensynodes, In Gods Woord viert de Kerk de mysteries van Christus voor het heil van de wereld - Eindrapport van de 2e Buitengewone Bisschoppensynode: 20 jaar na de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie, Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi (7 dec 1985), 18, en richt zich, nadat het in de Kerk op aarde werkelijkheid geworden is, op de eschatologische vervulling in de hemelse Kerk.Vgl. Fil. 3, 20-21 Vgl. Kol. 3, 1-4 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 48
Als het begrip communio, dat meer dan één betekenis heeft, als sleutelwoord voor de ecclesiologie wil dienen, moet het begrepen worden in de lijn van de bijbel en de patristische traditie, waarin communio altijd een dubbele dimensie heeft: de verticale dimensie (communio met God) en de horizontale dimensie (communio van mensen). In de christelijke interpretatie van communio is het essentieel dat deze allereerst begrepen wordt als een gave van God, als een vrucht van Gods initiatief in het paasmysteries. De nieuwe relatie tussen mens en God, die in Christus tot stand is gebracht en waaraan eenieder deel heeft door de sacramenten, betekent ook een nieuwe relatie tussen mensen onderling. Daarom moet het begrip communio een uitdrukking vormen zowel van de sacramentele natuur van de Kerk, omdat wij "ver zijn van de Heer" (2 Kor. 5, 6) 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1, als van de speciale eenheid waardoor de gelovigen leden worden van één lichaam, het mystieke lichaam van Christus Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 7 Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943), een organisch gestructureerde gemeenschap Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11. a, "een volk dat verenigd wordt door de band tussen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest" Vgl. H. Cyprianus van Carthago, De Dominica Oratione. 23: PL 4, 553 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 4. b, en dat de middelen ontvangt voor een zichtbare, sociale eenheid. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9. c
De Kerkelijke communio is tegelijk zichtbaar en onzichtbaar.
Als een onzichtbare werkelijkheid is het de communio van elke mens met de Vader door Christus in de Heilige Geest en met de andere mensen die delen in dezelfde goddelijke natuur Vgl. 2 Pt. 1, 4
, door het lijden van Christus Vgl. 2 kor. 1, 7
, in hetzelfde geloof Vgl. Ef. 4, 13
Vgl. Filemon 6
, en in dezelfde geest Vgl. Fil. 2, 1
. In de Kerk op aarde bestaat een nauwe band tussen deze onzichtbare communio en de zichtbare communio door de leer van de apostelen, de sacramenten en de hiërarchie. Door deze goddelijke gaven, die tot de zichtbare werkelijkheid behoren, vervult Christus op verschillende manieren zijn profetische, priesterlijke en koninklijke functies in dienst van de verlossing van de mensheid Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 25-27. Door deze band tussen de onzichtbare en de zichtbare aspecten van de Kerkelijk communio is de Kerk het sacrament van de verlossing.
Uit deze sacramentaliteit vloeit voort dat de Kerk geen in zichzelf besloten realiteit is. Ze ontplooit altijd missionaire en oecumenische activiteiten. Want de Kerk is in de wereld om het mysterie van de communio, dat essentieel voor haar is, te verkondigen, ervan te getuigen, het tegenwoordig te stellen en te verbreiden, en daarbij alle mensen en dingen in Christus te verenigen Vgl. Mt. 28, 19-20 Vgl. Joh. 17, 21-23 Vgl. Ef. 1, 10 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9.13.17 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 1.5 Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. III, 16, 6 en 22, 1-3: PG 7, 925-926 en 955-958, om zo voor allen een "ondeelbaar sacrament van eenheid" H. Cyprianus van Carthago, Epist. ad Magnum. 6: PL 3, 1142 te zijn.
De kerkelijke communio, waarin ieder individu door het geloof en door de doop wordt opgenomen, heeft haar fundament en haar centrum in de heilige Eucharistie. Door de doop wordt de mens opgenomen in een lichaam (Ef. 4, 4-5) Vgl. Mc. 16, 16 dat de verrezen Heer door de Eucharistie opbouwt en in leven houdt, zodat dit lichaam met recht het lichaam van Christus genoemd kan worden. De Eucharistie is de creatieve kracht en de bron van communio tussen de leden van de kerk, juist omdat hierdoor ieder van hen met Christus zelf verbonden wordt: "in het breken van het eucharistisch brood worden wij werkelijk deelachtig aan het lichaam van de Heer en tot gemeenschap met Hem en onder elkaar verheven. ' Omdat het brood één is, vormen wij allen te zamen één lichaam, want allen hebben deel aan het éne brood" (1 Kor. 10, 17). 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 7 H. Augustinus, In discussie met de manicheeër Faustus, Contra Faustum Manichaeum (1 jan 397). 12, 20: PL 42, 265 H. Paus Leo I de Grote, Sermones. 63, 7: PL 54, 357
De paulijnse uitdrukking "de Kerk is het lichaam van Christus" betekent dus dat de Eucharistie, waarin de Heer ons zijn lichaam geeft en ons omvormt tot één lichaam Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 3.11 Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 24, 2:PG 61, 200, de plaats is waar de Kerk zichzelf voortdurend en in de meest essentiële vorm realiseert. Hoewel ze overal aanwezig is, is er maar één communio, zoals er maar één Christus is.
De Kerk is een "gemeenschap van heiligen".
Dit is een traditionele uitdrukking die men kan vinden in de Latijnse versies van de Apostolische Geloofsbelijdenis uit het eind van de vierde eeuw. Het voor iedereen zichtbare delen van de gaven van de verlossing (de heilsmiddelen), in het bijzonder in de Eucharistie, is de bron van de onzichtbare communio tussen hen die daaraan deelhebben (de heiligen). Deze communio realiseert een spirituele solidariteit tussen de leden van de Kerk, aangezien ze ledematen van een en hetzelfde Lichaam zijn Vgl. 1 Kor. 12, 25-27
Vgl. Ef. 1, 22-23
Vgl. Ef. 3, 3-6
, en versterkt hun eenheid in liefde door ze "één van hart en één van ziel" (Hand. 4, 32), te maken. Communio leidt ook tot eenheid in gebed Vgl. Hand. 2, 42
, waarbij allen geïnspireerd worden door een en dezelfde Geest Vgl. Rom. 8, 15-16.26
Vgl. Gal. 4, 6
Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 4, de heilige Geest "die de hele Kerk vervult en verenigt" H. Thomas van Aquino, De Veritatis. q. 29, a. 4c 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 2.
De onzichtbare kant van deze communio houdt in dat deze niet alleen bestaat onder de leden van de pelgrimerende Kerk op aarde, maar ook tussen hen en allen die van deze wereld overgegaan zijn naar de genade van de Heer en die nu behoren tot de hemelse Kerk of daar opgenomen zullen worden na een volledige zuivering Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 49. Dit betekent onder andere dat er een wederzijdse relatie bestaat tussen de pelgrimerende Kerk op aarde en de hemelse Kerk bij de verlossende zending in de geschiedenis. Daarom is in de ecclesiologie naast Christus' voorspraak ten behoeve van de gelovigen Vgl. Hebr. 7, 25 , ook de voorspraak van de heiligen en op een bijzondere manier van de heilige Maagd Maria zo belangrijk Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 50.66. De verering van de heiligen, die zo'n grote rol speelt in de vroomheid van christenen, is dus in overeenstemming met een essentiële en diepe realiteit van de Kerk als een mysterie van communio.