Joseph Kardinaal Ratzinger - 28 mei 1992
Voor een meer complete visie op dit aspect van kerkelijke communio - eenheid in verscheidenheid - moet men in gedachten houden dat er door het apostolische gezag instituten en gemeenschappen zijn ingesteld voor specifieke pastorale taken. Deze instituten en gemeenschappen behoren als zodanig tot de universele kerk, hoewel hun leden ook lid zijn van de particuliere kerken waar zij leven en werken. Het lidmaatschap van de particuliere kerken, met hun speciale flexibiliteit, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 10 heeft verschillende juridische vormen aangenomen. Maar dit betekent geen aantasting van de eenheid van de particuliere kerken die steunt op de Bisschop; het geeft deze eenheid juist een aspect van verscheidenheid dat kenmerkend is voor communio. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 15
In de context van de kerk begrepen als communio, moet men ook aandacht hebben voor de vele instituten en gemeenschappen die uitdrukking geven aan de charisma's van gewijd en apostolisch leven, waarmee de heilige Geest het mystieke lichaam van Christus verrijkt. Hoewel deze geen deel uitmaken van de hiërarchische structuur van de kerk, behoren ze wel tot haar dynamiek en haar heiligheid. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 44. ยง 4
Door hun bovendiocesaan karakter, geworteld in het Petrus-ambt, staan al deze kerkelijke instellingen mede in dienst van de communio tussen de verschillende particuliere kerken.