H. Paus Johannes XXIII - 30 juni 1960
Met deze devotie waren wij vertrouwd in ons huiselijk milieu vanaf onze kinderjaren. Ook nu nog denken wij met ontroering eraan, hoe onze oudere families de gewoonte hadden, in de maand juli iedere dag godvruchtig de litanie te bidden van het kostbaar Bloed.
Want als de liturgie van de Kerk volkomen moet overeenstemmen met het katholiek geloof, omdat „de regel van het geloven de regel is van het bidden" Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 45, en als er geen nieuwe vormen van devoties mogen ingevoerd worden, die niet uit de zuivere bronnen van het ware geloof voortkomen, dan dienen om dezelfde reden de verschillende vormen van godsvrucht met elkaar overeen te stemmen. Daarom mogen de devotievormen, die als de allervoornaamste beschouwd worden en die het meest geschikt zijn om de heiligheid te bereiken, absoluut niet losstaan van elkaar of met elkaar in strijd zijn, en dus moeten de devoties, die meer persoonlijk en minder voornaam zijn hetzij in de waardering hetzij in de praktijk, wijken voor de devoties, die meer bijdragen tot het algemeen heil, dat voor ons bewerkt is door Hem, die is: “de Middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus, die Zich gegeven heeft als losprijs voor allen” (1 Tim. 2, 5-6). Als dus de gelovigen hun zielenleven en hun gedrag inrichten volgens het ware geloof en een gezonde godsvrucht, dan hebben zij de zekerheid, dat zij de geest van de Kerk bezitten en dat zij door de eenheid van gebed en liefde verbonden zijn met Christus Jezus, de Stichter en Hogepriester van de meest verheven godsdienst, die aan Hem zelf haar naam, waardigheid en kracht ontleent.
Welnu, als wij ook maar vluchtig de wonderbare ontwikkeling beschouwen, die de katholieke Kerk op het gebied van de liturgische vroomheid heeft doorgemaakt, - een ontwikkeling die volledig overeenstemt met de heilzame ontwikkeling van het geloof wat betreft de diepere kennis van de goddelijke waarheden - dan zien wij tot onze grote voldoening, dat deze apostolische Stoel in de laatste eeuwen herhaaldelijk en duidelijk de genoemde drie vormen van godsvrucht heeft goedgekeurd en aanbevolen. Ofschoon ze reeds tijdens de middeleeuwen door vele vrome Christenen in het christelijk leven werden gepraktiseerd en spoedig daarna in verschillende bisdommen en religieuze orden en congregaties werden verbreid, moest toch het gezag van de H. Stoel ingrijpen om te verklaren, dat ze in overeenstemming waren met het katholiek geloof en in de gehele Kerk mochten beoefend worden.
Het is voldoende eraan te herinneren, dat reeds in de zestiende eeuw onze voorgangers de devotie tot de allerheiligste Naam van Jezus, die de H. Bernardinus van Siëna een eeuw te voren met onvermoeide ijver in Italië had gepropageerd, met geestelijke gunsten hebben verrijkt. Eerst zijn het officie en de Mis van de allerheiligste Naam goedgekeurd, later ook de litanie. Congregatie voor de Aflaten en de HH. Relieken, Decreet over de Litanie van de Allerheiligste Naam van Jezus, Sanctissimum Iesu Nomen (16 jan 1886). A. S. S. XVIII (1886), p. 509 Met niet minder grote gunsten hebben de Pausen de verering van het allerheiligste Hart van Jezus verrijkt. Off. Festi SS. Cordis Iesu, II Noct. lect. V.
Tot de volledige en volmaakte vormgeving van deze devotie en tot haar verbreiding over heel de wereld hebben de openbaringen van Christus de Heer aan de H. Margaretha Maria Alacoque, waarbij Hij haar Zijn Hart toonde, zeer veel bijgedragen. De Pausen zijn met wonderbare eensgezindheid deze devotie met zo'n bijzondere waardering tegemoet getreden, dat zij niet alleen het wezen ervan hebben toegelicht, maar haar ook wettig hebben verklaard en de beoefening ervan hebben bevorderd door talrijke officiële documenten van het kerkelijk leergezag, die door drie bekende encyclieken over dit onderwerp als het ware zijn bekroond. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de toewijding van het Mensdom aan Allerheiligst Hart van Jezus -
Tevens afkondiging Heilig Jaar 1900, Annum Sacrum (25 mei 1899) Paus Pius XI, Encycliek, Over het eerherstel aan het Heilig Hart van Jezus, Miserentissimus Redemptor (8 mei 1928) Paus Pius XII, Encycliek, Over de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus, Haurietis aquas in gaudio (15 mei 1956)
Ook aan de verering van het kostbaar Bloed, waarvoor de H. Gaspar Del Bufalo, een Romeins priester, in de vorige eeuw op zo bewonderenswaardige wijze heeft geijverd, heeft deze apostolische Stoel de verdiende instemming en goedkeuring geschonken. Wij willen er hier aan herinneren, dat Benedictus XIV de Mis en het officie ter ere van het heilig Bloed van de goddelijke Verlosser heeft laten samenstellen en dat Pius IX, als vervulling van een belofte, in Gaeta aan God gedaan, het liturgisch feest ervan voor de gehele Kerk heeft voorgeschreven. Z. Paus Pius IX, Decreet, Het liturgische feest van het heilig Bloed wordt voor de gehele Kerk voorgeschreven, Redempti sumus (10 aug 1849) En als herinnering aan de viering van het negentiende eeuwfeest der Verlossing van het menselijk geslacht, heeft Pius XI, zaliger gedachtenis, tenslotte dit liturgisch feest tot de rang van duplex primae classis verheven, speciaal met het doel om met de verhoging van de plechtige liturgische viering ook de verering te stimuleren van het Bloed van de Verlosser en zo de vruchten van dit goddelijk Bloed overvloediger te maken voor de mensheid.
Op het voorbeeld van onze voorgangers hebben wij, om de devotie tot het kostbaar Bloed van het onbevlekte Lam Christus te bevorderen en tot bloei te brengen, aan de eigen litanie, zoals ze door de Ritencongregatie is opgesteld Vgl. Congregatie voor de Riten, Decreet over de Litanie van de Allerheiligste Bloed van Jezus, Pretiosissimi Sanguinis Agni (24 feb 1960). A. A. S., vol. LII (1960), pp. 412-413., onze goedkeuring gehecht, haar met bijzondere aflaten verrijkt en het bidden ervan, zowel privé als in het openbaar, aan de gehele christenheid aanbevolen. Decr. S. Poen. Ap., die 3 mensis Mart. 1960; cfr. A. A. S., vol. LII (1960), p. 420. Moge de doorvoering van dit besluit, dat deel uitmaakt van de zorg voor alle Kerken Vgl. 1 Kor. 11, 28 , die als de eigen taak aan de paus is toevertrouwd, tot gevolg hebben, dat de gelovigen, vooral in deze tijd van ernstige geestelijke nood, de boven aanbevolen vormen van christelijke godsvrucht in ere houden, want ze kunnen door hun heilzame invloed altijd en overal het godsdienstig leven krachtdadig bevorderen.
Mogen de gelovigen de a.s. feestdag en de komende maand, toegewijd aan de verering van Christus' Bloed, losprijs van onze verlossing en onderpand van heil en eeuwig leven, dit heilig Bloed met nog meer godsvrucht bemediteren en het door een veelvuldiger ontvangen der heilige Eucharistie op een heilzame wijze genieten. Mogen zij, verlicht door de kostbare vermaningen van de H. Schrift en door de leer van de heilige Vaders en Kerkleraars, overdenken, welk een overvloedige en oneindige kracht er gelegen is in dit waarlijk kostbaar Bloed, „waarvan één druppel de wereld kan reinigen van alle zonden", zoals de Kerk zingt door de mond van de engelachtige leraar Hymn. Adoro te, devote. en zoals onze voorganger Clemens VI zo wijs heeft bevestigd. Paus Clemens VI, Bul, Unigenitus Dei Filius (27 jan 1343), 5. DH 1025
De kracht van het Bloed van Christus, God en mens, is oneindig groot, en de liefde, die onze Verlosser bewogen heeft, het te vergieten, is eveneens oneindig. Reeds bij de besnijdenis op de achtste dag na Zijn geboorte vergoot Hij Zijn Bloed, en daarna heeft dit overvloedig gestroomd, toen Hij in de hof van Getsemane, “aan doodsangst ten prooi” nog met meer aandrang bad Vgl. Lc. 22, 43 , bij Zijn geseling en doornenkroning, toen Hij opging naar Calvarië en daar aan het kruis genageld werd, en tenslotte toen Zijn zijde met een brede wond werd geopend, tot een teken van dit goddelijk Bloed, dat ook vloeit door alle Sacramenten van de Kerk. Dit alles maakt het niet alleen passend, maar ook noodzakelijk, dat alle gelovigen door het Bloed herboren, dit met godsvrucht aanbidden en Het een dankbare liefde betuigen.
Mochten de Christenen vaker denken aan de vaderlijke aansporing van de eerste Paus: “Brengt de tijd van uw verblijf in den vreemde door in godvrezendheid. Beseft, dat gij niet voor een aardse prijs, betaalbaar in goud of zilver, zijt vrijgekocht... maar door het kostbaar Bloed van Christus, het Lam zonder vlek of gebrek.” (1 Pt. 1, 17-19) Mochten zij met meer aandacht luisteren naar de apostel van de heidenen: “Gij zijt gekocht...voor een grote prijs. Verheerlijkt daarom God met uw lichaam.” (1 Kor. 6, 20) Als allen dit doen, dan zal hun levenswijze edeler en waardiger worden en zullen zij voor anderen een licht zijn door hun voorbeeld. Dit zal tot gevolg hebben, dat de Kerk van Christus sterker wordt en met meer succes haar taak op deze aarde zal kunnen vervullen tot heil van het mensdom. En als de mensen beantwoorden aan de werking van de genade van God, die wil dat allen gered worden Vgl. 1 Tim. 2, 4 , omdat Hij allen door het Bloed van Zijn eniggeboren Zoon wilde verlossen en omdat Hij allen geroepen heeft om als ledematen het éne mystieke Lichaam van Christus te vormen, waarvan Christus het Hoofd is, met hoeveel hechtere banden van broederlijke liefde zullen dan de mensen, volken en naties onderling verbonden worden! En welk een diepe vrede zal dat brengen aan de samenleving, die God en de menselijke natuur, naar het beeld en de gelijkenis van haar Schepper geschapen Vgl. Gen. 1, 26 , waardiger zal zijn.
In het vaste vertrouwen, eerbiedwaardige broeders, dat gij deze vaderlijke aansporingen op een wijze, die gij het meest geschikt oordeelt, zult mededelen aan al uw gelovigen en priesters, en dat ze niet alleen bereidwillig maar ook met geestdrift en met vrucht in praktijk zullen gebracht worden, verlenen wij, als waarborg van de hemelse genade en als onderpand van onze bijzondere liefde, aan ieder van u en aan de u toevertrouwde gelovigen en vooral aan hen, die met godsvrucht en ijver aan onze verlangens tegemoet komen, vol liefde onze apostolische zegen.
Gegeven te Rome, bij Sint-Pieter, 30 juni 1960, op de vigilie van het feest van het kostbaar Bloed van onze Heer Jezus Christus, in het tweede jaar van ons pontificaat.