
Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
§ 1 Indien na het verrichten van een onderzoek is komen vast te staan dat de reden aanwezig is waarover in can. 1740, dient de Bisschop de zaak te bespreken met twee pastoors, die hiervoor door de priesterraad op duurzame wijze uit de daarvoor georganiseerde groep, op voorstel van de Bisschop, gekozen zijn; indien hij echter daarna meent tot verwijdering te moeten overgaan, dient hij, voor de geldigheid met aanduiding van de reden en van de motieven, de pastoor vaderlijk aan te raden om binnen de periode van vijftien dagen afstand te doen.
§ 2 Ten aanzien van pastoors die lid zijn van een religieus instituut of van een sociëteit van apostolisch leven, dient het voorschrift van can. 682, § 2 in acht genomen te worden.
§ 2 Indien het voor de Bisschop is komen vast te staan dat de pastoor de tweede uitnodiging ontvangen heeft, maar dat hij, ofschoon door geen enkel beletsel weerhouden, niet geantwoord heeft, of indien de pastoor zonder enig motief aan te voeren weigert afstand te doen, dient de Bisschop een decreet van verwijdering uit te vaardigen.
§ 1 De verwijderde pastoor moet zich van de uitoefening van het ambt van pastoor onthouden, zo spoedig mogelijk de pastorie ontruimen, en alles wat de parochie toebehoort, overdragen aan degene aan wie de Bisschop de parochie toevertrouwd heeft.
§ 2 Indien het echter over een zieke gaat die niet zonder bezwaar uit de pastorie naar elders overgebracht kan worden, dient de Bisschop het gebruik ervan, zelfs het exclusieve, aan hem te laten, zolang deze noodzaak voortduurt.
§ 3 Zolang het beroep tegen het decreet van verwijdering hangende is, kan de Bisschop geen nieuwe pastoor benoemen, maar dient hij intussen door een parochie-administrator hierin te voorzien.