CODEX IURIS CANONICICodex van het Canonieke recht
(Soort document: Wetboek)
Aucturitate Ioannis Pauli PP. II -
25 januari 1983
§ 1 Indien de Ordinaris besloten heeft dat een strafproces begonnen moet worden, dient hij de akten van het onderzoek aan de promotor van het recht te doen toekomen, die een op schrift gestelde aanklacht volgens de canones
1502 en
1504 aan de rechter dient voor te leggen.
§ 2 Voor een hogere rechtbank vervult de bij de rechtbank aangestelde promotor van het recht de rol van aanklager.
Om ergernis te voorkomen, om de vrijheid van de getuigen te beschermen en om de loop van de gerechtigheid veilig te stellen, kan de Ordinaris, na de promotor van het recht gehoord en de aangeklaagde zelf gedagvaard te hebben, in elke fase van het proces de aangeklaagde van de gewijde bediening of van een kerkelijk ambt en kerkelijke taak weren, hem verblijf opleggen of verbieden in een plaats of gebied, of ook publieke deelname aan de allerheiligste Eucharistie verbieden; dit alles moet, wanneer de oorzaak ophoudt te bestaan, herroepen worden en wordt van rechtswege beëindigd bij het ophouden van het strafproces.
§ 1 De rechter moet de aangeklaagde bij de dagvaarding uitnodigen een advocaat volgens can. 1481, § 1 voor zich aan te stellen, binnen de tijd door de rechter zelf bepaald.
§ 2 Indien de aangeklaagde hierin niet voorzien heeft, dient de rechter zelf vóór het vastleggen van het geschil een advocaat te benoemen, die zo lang in functie zal blijven als de aangeklaagde geen advocaat voor zich aangesteld heeft.
§ 1 In elke graad van het geding kan door de promotor van het recht afstand gedaan worden van de instantie, op vraag of met toestemming van de Ordinaris door wiens beslissing het proces in gang gezet is.
§ 2 De afstand moet, om geldig te zijn, door de aangeklaagde aanvaard worden, tenzij deze door de rechter afwezig bij het geding verklaard is.
§ 1 De aangeklaagde kan beroep instellen, zelfs indien het vonnis hem slecht daarom vrijgesproken heeft, omdat de straf facultatief was, of omdat de rechter gebruik gemaakt heeft van de macht waarover in de canones
1344 en
1345.
§ 2 De promotor van het recht kan in beroep gaan telkens wanneer hij meent dat niet voldoende voorzien is in het wegnemen van de ergernis of in het herstel van de rechtvaardigheid.
§ 1 Behoudens de voorschriften van de canones van deze titel moeten in een strafgeding, tenzij de aard van de zaak het onmogelijk maakt, de canones over de gedingen in het algemeen en over het gewone contentieus geding toegepast worden, met inachtneming van de bijzondere normen betreffende zaken die op het publiek welzijn betrekking hebben.
§ 2 Een beschuldigde is niet gehouden tot het bekennen van een misdrijf, noch kan hem het afleggen van een eed opgedragen worden.