
Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
§ 1 De verdediger van de band, degenen die aan de partijen rechtsbijstand verlenen en, indien hij optreedt in het geding, ook de promotor van het recht, hebben het recht:
§ 2 Bij het verhoor waarover in § 1, nr.1 kunnen de partijen niet aanwezig zijn.
§ 1. In zaken van huwelijksnietigheid kunnen een gerechtelijke bekentenis en de verklaringen van partijen, mogelijk versterkt door getuigenissen over de geloofwaardigheid van partijen zelf, volledige bewijskracht bezitten, door de rechter na afweging van alle aanwijzingen en hulpmiddelen te beoordelen, tenzij andere elementen ingebracht worden die deze verzwakken.
§ 2. In dezelfde zaken kunnen de verklaringen van één getuige volledige geloofwaardigheid tot stand brengen, indien het een gekwalificeerde getuige betreft die een mededeling doet over zaken die hij ambtshalve heeft verricht, of wanneer de omstandigheden van feiten en personen dit suggereren.
§ 3. In zaken van impotentie ofwel van een gebrekkige toestemming omwille van een geestesziekte of stoornis van psychische aard kan een rechter gebruik maken van de diensten van één of meerdere deskundigen, tenzij dit op grond van de omstandigheden helemaal overbodig blijkt; in de overige zaken dient het voorschrift van can. 1574 nageleefd te worden.
§ 4. Telkens wanneer in het onderzoek van een zaak een zeer waarschijnlijke twijfel rijst of het huwelijk al dan niet voltrokken is, kan de rechtbank, na het aanhoren van de partijen, de nietigheidszaak opschorten, het onderzoek aanvullen met het oog op een dispensatie van het niet voltrokken huwelijk, en tenslotte de akten aan de Apostolische Stoel doen toekomen, samen met de aanvraag tot dispensatie van één of van beide echtgenoten, alsook met het oordeel van de rechtbank en de Bisschop.
Tenzij de bewijzen anderszins volledig geacht worden, dient de rechter, om de verklaringen van de partijen volgens can. 1536 op hun waarde te beoordelen, zo mogelijk getuigen aan te wenden over de geloofwaardigheid van de partijen zelf, naast andere aanwijzingen en hulpmiddelen.
Het vonnis, waarbij de nietigheid van een huwelijk voor de eerste maal wordt verklaard, wordt uitvoerbaar na het verstrijken van de termijnen, bepaald in de cann. 1630-1633.
In zaken betreffende impotentie of gebrek in de consensus wegens een geestesziekte dient de rechter van de hulp van een of meerdere deskundigen gebruik te maken, tenzij deze uit de omstandigheden duidelijk van geen nut lijkt; in de overige zaken dient het voorschrift van can. 1574 in acht genomen te worden.
§ 1. Een partij die zich benadeeld acht, alsook de promotor van het recht en de verdediger van de band, behouden het recht een klacht van nietigheid van het vonnis of een beroep tegen dit vonnis in te dienen, in overeenstemming met de cann. 1619-1640.
§ 2. Na het verstrijken van de in het recht vastgestelde termijnen voor beroep en het vervolg ervan, alsook na de ontvangst van de gerechtelijke akten door de rechtbank van een hogere instantie, dient een college van rechters samengesteld te worden, een verdediger van de band aangeduid en dienen de partijen op de hoogte gebracht te worden om hun bemerkingen binnen de vastgestelde tijd in te dienen; na het verstrijken van deze termijn dient de collegiale rechtbank, indien het beroep overduidelijk zuiver vertragend lijkt, het vonnis van de eerste instantie bij decreet te bevestigen.
§ 3. Indien het beroep aanvaard wordt, moet op dezelfde wijze als in eerste instantie, met toepassing van dezelfde normen voor zover het kan, verder gehandeld worden.
§ 4. Indien in graad van beroep een nieuwe rechtsgrond voor de nietigheid van het huwelijk aangebracht wordt, kan de rechtbank, juist zoals in eerste instantie, deze aannemen en hierover oordelen.
Telkens wanneer in het onderzoek in een zaak een zeer waarschijnlijke twijfel rijst of het huwelijk al dan niet voltrokken is, kan de rechtbank, na de nietigheidszaak met toestemming van de partijen opgeschort te hebben, het onderzoek aanvullen met het oog op een dispensatie van het niet voltrokken huwelijk, en kan zij tenslotte de akten aan de Apostolische Stoel doen toekomen, samen met de aanvraag tot dispensatie van een of van beide echtgenoten, alsook met het oordeel van de rechtbank en van de Bisschop.
Indien een uitvoerbaar vonnis werd uitgevaardigd, kan men zich te allen tijde volgens can. 1644 voor een nieuwe behandeling van de zaak tot een rechtbank van derde graad wenden, met het aanvoeren van nieuwe en zwaarwegende bewijzen of argumenten binnen de peremptoire termijn van dertig dagen vanaf het inleiden van de bestrijding.
§ 1 Een vonnis dat de nietigheid van het huwelijk de eerste maal verklaard heeft, dient, samen met de eventuele indieningen van beroep en met de overige akten van het geding, binnen twintig dagen vanaf de publicatie van het vonnis ambtshalve toegezonden te worden aan de rechtbank van beroep.
§ 2 Indien een vonnis ten gunste van de nietigheid van het huwelijk in de eerste instantie van het geding geveld is, dient de rechtbank van beroep, na de bemerkingen van de verdediger van de band en, indien er zijn, eveneens van de partijen afgewogen te hebben, in haar decreet ofwel zonder uitstel de beslissing te bevestigen, ofwel de zaak voor een gewoon onderzoek in een nieuwe instantie te aanvaarden.
§ 1. Nadat een vonnis dat de nietigheid van het huwelijk verklaarde uitvoerbaar is geworden, kunnen de partijen waarvan het huwelijk nietig werd verklaard, een nieuw huwelijk sluiten, tenzij dit verhinderd wordt door een verbod, dat aan het vonnis zelf werd toegevoegd of door de plaatselijke Ordinaris bepaald.
§ 2. Onmiddellijk nadat het vonnis uitvoerbaar is geworden, moet de Gerechtsvicaris dit betekenen aan de Ordinaris van de plaats waar het huwelijk gevierd werd. Deze moet er dan voor zorgen dat de verklaring van de nietigheid van het huwelijk en van het mogelijk opgelegde huwelijksverbod in de huwelijks- en de doopregisters wordt vermeld.