Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
CODEX IURIS CANONICI Codex van het Canonieke recht |
|||
► | PROCESSEN | ||
► | CONTENTIEUS GEDING | ||
► | Mondeling contentieus proces |
§ 1 In een mondeling contentieus proces, waarover in deze afdeling, kunnen behandeld worden alle zaken die niet door het recht uitgesloten zijn, tenzij een partij een gewoon contentieus proces vraagt.
§ 2 Indien een mondeling proces aangewend wordt buiten de door het recht toegelaten gevallen, zijn de gerechtelijke handelingen nietig.
Een mondeling contentieus proces vindt in eerste instantie plaats ten overstaan van één rechter, volgens can. 1424.
§ 1 Naast datgene wat in can. 1504 opgesomd wordt, moet het verzoekschrift waardoor een geschil ingeleid wordt:
§ 2 Bij het verzoekschrift moeten, tenminste in een authentiek afschrift, de documenten gevoegd worden waarop het verzoek steunt.
§ 1 Indien een poging tot verzoening volgens can. 1446, § 2 zonder gevolg gebleven is, dient de rechter, indien hij meent dat het verzoekschrift op enige grond steunt, binnen drie dagen, bij decreet, toegevoegd achter het verzoekschrift zelf, te bevelen dat een exemplaar van het verzoek aan de gedaagde partij betekend wordt, waarbij hij haar de mogelijkheid biedt om binnen de vijftien dagen een schriftelijk antwoord te zenden naar de kanselarij van de rechtbank.
§ 2 Deze betekening heeft de gevolgen van een gerechtelijke dagvaarding, waarover in can. 1512.
Indien de excepties van de gedaagde partij het vereisen, dient de rechter voor de eisende partij vooraf een termijn vast te stellen om te antwoorden, zodanig dat hij zelf uit de door beide partijen aangevoerde elementen een duidelijk inzicht krijgt in het voorwerp van het geschil.
§ 1 Na het verstrijken van de termijnen waarover in de canones 1659 en 1660, dient de rechter na bestudering van de akten de formulering van het geschilpunt te bepalen; daarna dient hij voor een rechtszitting, die binnen dertig dagen gehouden moet worden, allen te dagvaarden die hierbij aanwezig moeten zijn, met daarbij voor de partijen de formulering van het geschilpunt.
§ 2 In de dagvaarding dienen de partijen ervan op de hoogte gebracht te worden dat zij ten minste drie dagen vóór de rechtszitting een bondige, schriftelijke toelichting aan de rechtbank kunnen voorleggen om hun beweringen te staven.
Op de rechtszitting worden in de eerste plaats de vragen behandeld waarover in de canones 1459-1464.
§ 1 De bewijzen worden op de rechtszitting verzameld, behoudens het voorschrift van can. 1418.
§ 2 Een partij en haar advocaat kunnen het verhoor van de overige partijen, de getuigen en de deskundigen bijwonen.
De antwoorden van partijen, de getuigen en de deskundigen, en de verzoeken en excepties van de advocaten moeten door de notarius op schrift gesteld worden, maar summier en daarvan alleen wat tot het wezen van het geschil behoort, en moeten ondertekend worden door degenen die de verklaring afleggen.
Indien op de rechtszitting niet alle bewijzen verzameld konden worden, dient een tweede rechtszitting vastgesteld te worden.
Na het verzamelen van de bewijzen, vindt op dezelfde rechtszitting de mondelinge bespreking plaats.
§ 1 Tenzij uit de bespreking blijkt dat het onderzoek in de zaak aangevuld moet worden, of tenzij iets anders aan het licht treedt dat verhindert het vonnis op de voorgeschreven wijze uit te spreken, dient de rechter na afloop van de rechtszitting de zaak onmiddellijk in afzondering te beslissen; het beschikkend gedeelte van het vonnis dient ten overstaan van de partijen voorgelezen te worden.
§ 2 De rechtbank kan echter omwille van de moeilijkheid van de zaak of om een andere goede reden de beslissing uitstellen tot de vijfde nuttige dag.
§ 3 De volledige tekst van het vonnis met vermelding van de argumenten dient zo spoedig mogelijk, gewoonlijk binnen vijftien dagen, aan de partijen betekend te worden.
Indien de rechtbank van beroep bevindt dat in een lagere instantie van het geding een mondeling contentieus geding aangewend is in gevallen door het recht uitgesloten, dient zij de nietigheid van het vonnis te verklaren en de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank die het vonnis geveld heeft.
Voor het overige dienen, wat de procesvoering betreft, de voorschriften in acht genomen te worden van de canones over het gewoon contentieus geding. De rechtbank kan echter bij een decreet, voorzien van motieven, afwijken van de procedurele normen die niet voor de geldigheid vastgesteld zijn, teneinde, met behoud van de rechtvaardigheid, een snel verloop te bevorderen.