CODEX IURIS CANONICICodex van het Canonieke recht
(Soort document: Wetboek)
Aucturitate Ioannis Pauli PP. II -
25 januari 1983
§ 1 Nadat de bewijzen verzameld zijn, moet de rechter, op straffe van nietigheid, bij decreet aan de partijen en hun advocaten toestaan om de akten die zij nog niet kennen, op de kanselarij van de rechtbank in te zien; bovendien kan ook aan de advocaten die dit vragen, een exemplaar van deze akten overhandigd worden; maar in zaken met betrekking tot het publiek belang kan de rechter, om zeer ernstige gevaren te vermijden, beslissen dat een of andere akte aan niemand ter kennis gebracht wordt, waarbij hij echter erover moet waken dat het recht van verdediging steeds onaangetast blijft.
§ 2 Om de bewijzen te vervolledigen kunnen de partijen nog andere aan de rechter voorleggen; nadat deze verzameld zijn, wordt, indien de rechter het noodzakelijk oordeelt, opnieuw een decreet waarover in § 1, uitgevaardigd.
§ 1 Nadat alles vervuld is wat tot de bewijsvoering behoort, komt men aan de afsluiting van het onderzoek in de zaak.
§ 2 Deze afsluiting van het onderzoek vindt plaats telkens wanneer ofwel de partijen verklaren dat zij niets anders meer aan te voeren hebben, ofwel de door de rechter vastgestelde nuttige tijd om bewijzen in te dienen, verstreken is, ofwel de rechter verklaart dat hij de zaak als voldoende geïnstrueerd beschouwt.
§ 3 Over het verrichten van de afsluiting van het onderzoek in de zaak, op welke wijze deze ook geschied is, dient de rechter een decreet uit te vaardigen.
§ 1 Na de afsluiting van het onderzoek in de zaak kan de rechter dezelfde of andere getuigen nog oproepen, of om andere bewijzen vragen waar voordien niet om gevraagd werd, maar slechts:
- in zaken waarin het alleen over het privaat belang van de partijen gaat, indien alle partijen toestemmen;
- in de overige zaken, nadat de partijen gehoord zijn en mits een ernstige reden voorhanden is en eveneens elk gevaar voor bedrog of heimelijke beïnvloeding vermeden wordt;
- in alle zaken, telkens wanneer het waarschijnlijk is dat, tenzij een nieuw bewijs aanvaard wordt, het vonnis onrechtvaardig zal zijn op grond van de redenen waarover in can. 1645, § 2, nrs.1-3.
§ 2 De rechter kan echter bevelen of aanvaarden dat een document voorgelegd wordt, dat eventueel voordien zonder schuld van de belanghebbende niet voorgelegd kon worden.
§ 3 De nieuwe bewijzen dienen gepubliceerd te worden, met inachtneming van can. 1598, § 1.
§ 1 De verdedigingen en bemerkingen dienen geschreven te zijn, tenzij de rechter met toestemming van de partijen een debat voor de rechtbank in zitting voldoende acht.
§ 2 Indien de verdedigingen samen met de voornaamste documenten gedrukt worden, is daartoe voorafgaand verlof van de rechter vereist, met behoud van de verplichting van geheimhouding, indien deze bestaat.
§ 3 Met betrekking tot de omvang van de verdedigingen, het aantal exemplaren en andere aangelegenheden van die aard, dient het reglement van de rechtbank in acht genomen te worden.
§ 1 Na het wederzijds meedelen van de verdedigingen en bemerkingen, is het elke partij toegestaan binnen een beperkte, door de rechter vastgestelde tijd antwoorden naar voren te brengen.
§ 2 Dit recht komt de partijen slecht eenmaal toe, tenzij het de rechter om een ernstige reden verkieslijk lijkt dit andermaal toe te kennen; dan echter dient de toekenning aan één partij gedaan, geacht te worden ook aan de andere gedaan te zijn.
§ 3 De promotor van het recht en de verdediger van de band hebben het recht om opnieuw repliek te geven op de antwoorden van de partijen.
§ 1 Absoluut verboden zijn inlichtingen van de partijen of van de advocaten of ook van anderen, aan de rechter gegeven, die buiten de akten van de zaak blijven.
§ 2 Indien de bespreking van de zaak schriftelijk gebeurd is, kan de rechter bepalen dat een beperkt debat mondeling plaats vindt voor de rechtbank in zitting, om sommige vragen toe te lichten.
Indien de partijen nagelaten hebben binnen de nuttige tijd hun verdediging klaar te maken, of indien zij zich verlaten op het inzicht en het geweten van de rechter, kan de rechter, indien hij op grond van de akten en bewijzen de zaak ten volle doorziet, onmiddellijk het vonnis uitspreken, waarbij echter de bemerkingen van de promotor van het recht en van de verdediger van de band vereist zijn, indien zij in het geding optreden.