
Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
CODEX IURIS CANONICI Codex van het Canonieke recht |
|||
► | TIJDELIJKE GOEDEREN VAN DE KERK | ||
► | Vrome wilsbeschikking in het algemeen en vrome stichtingen |
§ 2 In beschikkingen bij overlijden die ten bate van de Kerk zijn, dien, als het kan, de formaliteiten van het burgerlijk recht onderhouden te worden; als deze verzuimd zijn, moet de erfgenamen op de verplichting gewezen worden, waaraan zij gehouden zijn, om de wil van de erflater te vervullen.
§ 2 Krachtens dit recht kan en moet de Ordinaris, ook door middel van visitatie, erover waken dat vrome wilsbeschikkingen uitgevoerd worden, en de overige uitvoerders zijn, na uitvoering van hun taak, gehouden hem rekenschap af te leggen.
§ 3 Clausules in strijd met dit recht van de Ordinaris, aan uiterste wilsbeschikkingen toegevoegd, dienen als niet toegevoegd beschouwd te worden.
§ 2 De Ordinaris moet eisen dat fiduciaire goederen veilig belegd worden, en eveneens waken over de uitvoering van de vrome wilsbeschikking volgens can. 1301.
§ 3 Wanneer fiduciaire goederen aan een lid van een religieus instituut of van een sociëteit van apostolisch leven toevertrouwd zijn, is de Ordinaris over wie in §§ 1 en 2 de plaatselijke Ordinaris, wanneer deze namelijk deze goederen toegewezen zijn aan een plaats of een bisdom of bestemd tot ondersteuning van de inwoners daarvan of van vrome doeleinden; anders is het de hogere Overste in een clericaal instituut van pauselijk recht en in clericale sociëteiten van apostolisch leven van pauselijk recht, of in andere religieuze instituten de eigen Ordinaris van dat lid.
§ 1 Onder de naam vrome stichtingen worden in het recht verstaan:
§ 2 Goederen van een niet-zelfstandige vrome stichting moeten, als zij toevertrouwd zijn aan een rechtspersoon die aan de diocesane Bisschop onderworpen is, na verstrijken van de tijd bestemd worden voor het instituut waarover in can. 1274, § 1, tenzij de, uitdrukkelijk kenbaar gemaakte, wilsbeschikking van de stichter anders geweest is; anders vervallen ze aan de rechtspersoon zelf.
§ 2 Verdere voorwaarden wat betreft oprichting en aanvaarding van stichtingen dienen door het particulier recht bepaald te worden.
§ 2 Eén exemplaar van de oorkonden dient in het archief van de curie, een tweede in het archief van de rechtspersoon waarop de stichting betrekking heeft, veilig opgeborgen te worden.
§ 2 Naast het boek waarover in can. 958, § 1, dient een ander boek gehouden en bij de pastoor of rector bewaard te worden, waarin de afzonderlijke verplichtingen en het nakomen daarvan en de gaven geregistreerd dienen te worden.
§ 1 Het reduceren van verplichtingen van Missen, hetgeen alleen om een goede en noodzakelijke reden gebeuren mag, is voorbehouden aan de Apostolische Stoel, behoudens de voorschriften die volgen. diocesane bisschop en aan de hoogste Bestuurder van een instituut van gewijd leven of van een clericale sociëteit van apostolisch leven.
§ 2 De diocesane Bisschop komt de macht toe te reduceren wegens vermindering van opbrengsten, zolang de reden voortduurt, tot het tarief van de in het bisdom wettig geldende bijdrage, Missen van legaten of hoe ook gesticht, mits er niemand is die aan de verplichting gehouden is en effectief gedwongen kan worden de bijdrage te verhogen. Als dit in de stichtingsoorkonden uitdrukkelijk bepaald wordt, kan de Ordinaris verplichtingen van Missen reduceren wegens verminderde opbrengsten.
§ 3 Aan dezelfde komt de bevoegdheid toe tot reduceren van verplichtingen of legaten van Missen die op een kerkelijk instituut drukken, als de opbrengsten ontoereikend geworden zijn om het aan dat instituut eigen doel op passende wijze te bereiken. De diocesane Bisschop komt de macht toe te reduceren wegens vermindering van opbrengsten, zolang de reden voortduurt, tot het tarief van de in het bisdom wettig geldende bijdrage, Missen van legaten of hoe ook gesticht die op zichzelf staan, mits er niemand is die aan de verplichting gehouden is en effectief gedwongen kan worden de bijdrage te verhogen.
§ 4 Aan dezelfde komt de macht toe tot reduceren van verplichtingen of legaten van Missen die op een kerkelijk instituut drukken, als de opbrengsten ontoereikend geworden zijn om het aan dat instituut eigen doel op passende wijze te bereiken. Dezelfde bevoegdheden waarover in §§ 2 en 3, bezit de hoogste Overste van een clericaal religieus instituut van pauselijk recht.
§ 5 Dezelfde bevoegdheden waarover in §§ 3 en 4, bezit de hoogste Overste van een clericaal religieus instituut van pauselijk recht.
§ 1 Reductie, beperking en wijziging van wilsbeschikkingen van de gelovigen ten behoeve van vrome doeleinden kunnen, als de stichter deze macht aan kan alleen de Ordinaris, na de belanghebbenden en zijn raad voor economische zaken te hebben gehoord en met de grootst mogelijke eerbied voor de wil van de stichter uitdrukkelijk verleend heeft, door deze slechts verricht worden om een goede en noodzakelijke reden.
§ 2 Als de uitvoering van opgelegde verplichtingen wegens verminderde opbrengsten of om een andere reden, buiten schuld van de beheerders, onmogelijk geworden is, zal de Ordinaris, na hen die er belang bij hebben en de eigen raad voor economische zaken gehoord te hebben, en met de best mogelijke inachtneming van de wil van de stichter, deze verplichtingen met billijkheid kunnen verminderen, met uitzondering van de reductie van Missen die valt onder de voorschriften van can. 1308.
§ 32 In de overige gevallen moet men zich wenden tot de Apostolische Stoel.