Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
§ 1 Het heilig eucharistisch Offer moet opgedragen worden met brood en met wijn waarmee een weinig water moet vermengd worden.
§ 2 Het brood moet van zuiver tarwemeel en recent gebakken zijn, zodat er geen gevaar van bederf is.
§ 3 De wijn moet natuurlijke druivenwijn zijn en niet bedorven.
De heilige Communie moet uitgereikt worden uitsluitend onder de gedaante van brood of, volgens de liturgische wetten, onder beide gedaanten; in geval van nood echter ook onder de gedaante van wijn alleen.
In de eucharistieviering moet de priester volgens de oude traditie van de Latijnse Kerk ongedesemd brood gebruiken, waar hij ook celebreert.
Het is ten strengste verboden, zelfs in uiterste nood, de ene materie zonder de andere, of ook beide buiten de eucharistieviering, te consacreren.
De eucharistieviering moet in het Latijn gebeuren of in een andere taal, mits de liturgische teksten wettig goedgekeurd zijn.