• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
De Ordinaris dient dan slechts zorg te dragen een gerechtelijke of administratieve procedure in gang te zetten om straffen op te leggen of te verklaren, wanneer hij tot het inzicht gekomen is dat noch door broederlijke terechtwijzing noch door berisping noch langs andere wegen van pastorale bezorgdheid de ergernis voldoende weggenomen, de rechtvaardigheid hersteld en de schuldige tot verbetering gebracht kan worden.
§ 1 Telkens wanneer goede redenen pleiten tegen een gerechtelijk proces, kan een straf opgelegd of verklaard worden bij buitengerechtelijk decreet; strafmaatregelen echter en boetedoeningen kunnen bij decreet toegepast worden in gelijk welk geval.

§ 2 Bij decreet kunnen geen straffen voor het leven opgelegd of verklaard worden, noch straffen welke de wet of de verordening die deze vaststelt, verbiedt bij decreet toe te passen.

§ 3 Hetgeen in een wet of verordening gezegd wordt ten aanzien van de rechter wat betreft het opleggen of verklaren van een straf in een proces, moet toegepast worden op de Overste die bij buitengerechtelijk decreet een straf oplegt of verklaart, tenzij het anders vaststaat of tenzij het gaat om voorschriften die enkel betrekking hebben op procesvoering.

Indien een wet of verordening aan de rechter de macht geeft al of niet een straf op te leggen, kan hij ook, naar zijn geweten en wijs oordeel, de straf milderen of in plaats daarvan een boetedoening opleggen.
De rechter kan, ook al gebruikt de wet gebiedende woorden, naar zijn geweten en wijs oordeel:
  1. het opleggen van een straf uitstellen tot een gunstiger tijd, indien voorzien wordt dat tengevolge van een overhaaste bestraffing van de schuldige groter kwaad geschieden zal;
  2. zich onthouden van het opleggen van een straf of een mildere straf opleggen of een boetedoening aanwenden, indien de schuldige tot inkeer gekomen is en de ergernis weggenomen heeft, of indien hij door het burgerlijk gezag voldoende bestraft is of, naar te voorzien is, bestraft zal worden;
  3. indien de schuldige voor het eerst een misdrijf begaan heeft na een achtenswaardig leven geleid te hebben en er geen dwingende noodzaak is om de ergernis weg te nemen, de verplichting om een uitboetingsstraf in acht te nemen opschorten, met dien verstande echter dat, indien de schuldige binnen de tijd door de rechter zelf bepaald opnieuw een misdrijf begaat, hij de straf uitboet die op beide misdrijven staat, tenzij intussen de tijd verstreken is tot verjaring van de strafvordering voor het eerste misdrijf.
Telkens wanneer de dader ofwel slechts een onvolkomen gebruik van het verstand had, ofwel het misdrijf pleegde uit vrees of nood of hartstocht of in dronkenschap of door een ander gelijkaardige geestesstoring, kan de rechter zich ook onthouden van elke bestraffing, indien hij van oordeel is dat op een andere wijze beter zorg gedragen kan worden voor diens verbetering.
Telkens wanneer een schuldige meerdere misdrijven gepleegd heeft, wordt het, indien de opeenhoping van bij uitspraak opgelegde straffen te groot lijkt, aan het wijs oordeel van de rechter overgelaten de straffen binnen billijke grenzen te matigen.
§ 1 Een censuur kan niet geldig opgelegd worden tenzij de schuldige voordien ten minste eenmaal vermaand is om van zijn halsstarrigheid terug te keren, waarbij hem de passende tijd gelaten werd om weer tot inkeer te komen.

§ 2 Van halsstarrigheid teruggekeerd te zijn moet geacht worden de schuldige die echt berouw over zijn misdrijf gekregen heeft en die bovendien passend herstel van schade en ergernis gegeven of tenminste ernstig beloofd heeft.

Wanneer een beschuldigde van een aanklacht vrijgesproken of hem geen straf opgelegd wordt, kan de Ordinaris met geschikte vermaningen en langs andere wegen van pastorale bezorgdheid, of ook eventueel met strafmaatregelen, zorg dragen voor diens belang en het openbaar welzijn.
Indien de straf onbepaald is en de wet niets anders voorziet, mag de rechter geen zwaardere straffen opleggen, vooral geen censuren, tenzij de ernst van het geval dit volstrekt vereist; straffen voor het leven echter kan hij niet opleggen.
§ 1 Bij het opleggen van straffen aan een clericus moet altijd gewaakt worden dat hij geen gebrek heeft aan datgene wat noodzakelijk is voor een behoorlijk levensonderhoud, tenzij het gaat om wegzending uit de clericale staat.

§ 2 Ten behoeve evenwel van een weggezondene uit de clericale staat die wegens de straf werkelijk gebrek lijdt, dient de Ordinaris op de best mogelijke wijze voorzieningen te laten treffen.

De straf bindt de schuldige overal, ook na het verstrijken van het recht van degene die de straf vastgesteld of opgelegd heeft, tenzij iets anders uitdrukkelijk voorzien wordt.
§ 1 Als een straf verbiedt sacramenten of sacramentaliën te ontvangen, wordt het verbod opgeschort zolang de schuldige in stervensgevaar verkeert.

§ 2 De verplichting om een van rechtswege opgelopen straf in acht te nemen, die verklaard noch openlijk bekend is op de plaats waar de dader verblijft, wordt in zover geheel of gedeeltelijk opgeschort als de schuldige deze niet in acht kan nemen zonder gevaar voor zware ergernis of verlies van goede naam.

Beroep of verhaal tegen gerechtelijke vonnissen of decreten die welke straf ook opleggen of verklaren, hebben opschortende werking.

Document

Naam: CODEX IURIS CANONICI
Codex van het Canonieke recht
Soort: Wetboek
Auteur: Aucturitate Ioannis Pauli PP. II
Datum: 25 januari 1983
Copyrights: © www.kerkrecht.nl
Aan de hier gepubliceerde versie kunnen geen rechten ontleend worden
Bewerkt: 20 mei 2022

Referenties naar dit document

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
Trefwoordenlijst voor dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test