
Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
§ 1 Uitboetingsstraffen die een dader kunnen treffen ofwel voor het leven ofwel voor een bepaalde tijd ofwel voor onbepaalde tijd, zijn, naast andere die een wet mogelijk vastgesteld heeft, de volgende:
§ 2 Alleen die uitboetingsstraffen kunnen van rechtswege opgelopen worden die in § 1, nr. 3 opgesomd worden.
§ 2 Opdat het gebod om te verblijven op een bepaalde plaats of in een bepaald ambtsgebied opgelegd wordt, moet er de toestemming bij komen van de Ordinaris van die plaats, tenzij het gaat over een huis dat bestemd is ook voor clerici van buiten het bisdom die boete doen of zich moeten beteren.
§ 1 De gevallen van ontneming en verbod die in can. 1336, § 1, nrs. 2 en 3 opgesomd worden, treffen nooit machten, ambten, taken, rechten, privileges, bevoegdheden, gunsten, titels, onderscheidingstekens die niet vallen onder de macht van de Overste die de straf vaststelt.
§ 2 Ontneming van wijdingsmacht is onmogelijk, maar alleen kan het verbod gegeven worden deze macht of sommige handelingen ervan uit te oefenen; ontneming van academische graden is eveneens onmogelijk.
§ 3 Ten aanzien van de verboden die in can. 1336, § 1, nr. 3 aangegeven worden, moet de norm in acht genomen worden die in can. 1335 betreffende de censuren gegeven wordt.