Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
CODEX IURIS CANONICI Codex van het Canonieke recht |
|||
► | SANCTIES IN DE KERK | ||
► | MISDRIJVEN EN STRAFFEN IN HET ALGEMEEN | ||
► | Bestraffing van misdrijven in het algemeen |
§ 1 De Kerk heeft krachtens haar wezen het eigen recht om christengelovigen die een misdrijf begaan strafsancties op te leggen.
§ 2 Wie aan het hoofd van de Kerk staat, moet het welzijn van de gemeenschap en van de individuele gelovigen beschermen en bevorderen door pastorale naastenliefde, door het voorbeeld van het eigen leven, door raad en vermaning, en zo nodig ook door het opleggen en vaststellen van straffen in overeenstemming met de wet en altijd met inachtneming van de canonieke billijkheid. Het herstel van het recht, de correctie van de dader en de opheffing van het strafbare feit moeten voor ogen worden gehouden.
§ 1 De strafsancties in de Kerk zijn:
§ 2 De wet kan andere uitboetingsstraffen vaststellen, die de christengelovigen een geestelijk of tijdelijk goed ontnemen en die in overeenstemming zijn met het bovennatuurlijk doel van de Kerk.
§ 3 Bovendien worden strafmaatregelen en boetedoeningen aangewend, de eerste vooral om misdrijven te voorkomen, de laatste veeleer ter vervanging of verzwaring van een straf. Daarnaast worden strafmaatregelen en boetes toegepast, die worden behandeld in de cann. 1339 en 1340, waarbij de eerste in de eerste plaats bedoeld zijn om misdrijven te voorkomen, de tweede meer om een straf te vervangen of te verzwaren.