Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
§ 1 Aan de diocesane Bisschop komt in het hem toevertrouwde bisdom alle gewone, eigen en onmiddellijke macht toe, die voor de uitoefening van zijn herderlijke taak vereist is, uitgezonderd zaken die door het recht of door een decreet van de Paus aan het hoogste of een ander kerkelijk gezag voorbehouden zijn.
§ 2 Zij die aan het hoofd staan van de andere gemeenschappen van gelovigen waarover in can. 368, worden in het recht gelijkgesteld met een diocesane Bisschop, tenzij uit de aard der zaak of krachtens een voorschrift van het recht iets anders blijkt.
§ 1 De tot Bisschop benoemde kan zich vóór de canonieke inbezitneming van het bisdom niet mengen in de uitoefening van het hem toevertrouwde ambt; hij kan echter de ambten vervullen die hij reeds op het tijdstip van zijn benoeming in hetzelfde bisdom had, onverminderd het voorschrift van can. 409, § 2.
§ 2 Tenzij door een wettig beletsel daarvan weerhouden, moet hij die tot het ambt van diocesane Bisschop benoemd is, indien hij nog niet tot Bisschop gewijd is, binnen vier maanden na ontvangst van het apostolisch schrijven canoniek bezit nemen van zijn bisdom; indien hij reeds gewijd is, binnen twee maanden na ontvangst van dit schrijven
§ 3 Canoniek bezit van het bisdom neemt de Bisschop zodra hij in het bisdom zelf, in eigen persoon of door een gevolmachtigde, het apostolisch schrijven aan het consultorencollege getoond heeft, in aanwezigheid van de kanselier van de curie, die hiervan akte opmaakt, of, in nieuw opgerichte bisdommen, zodra hij aan de in de kathedrale kerk aanwezige clerus en volk het schrijven bekend heeft laten maken, waarvan de oudste aanwezige priester akte opmaakt.
§ 4 Ten zeerste wordt aanbevolen dat de canonieke inbezitneming met een liturgische handeling in de kathedrale kerk gebeurt, in aanwezigheid van clerus en volk.
§ 1 Bij de uitoefening van zijn pastorale taak dient de diocesane Bisschop zijn zorgzaamheid te betonen voor alle christengelovigen die aan zijn zorg toevertrouwd zijn, van welke leeftijd, positie of natie zij ook zijn, zowel die in het gebied wonen als die daarin tijdelijk verblijven, waarbij hij zijn apostolische aandacht ook richt op hen die vanwege hun levensomstandigheden niet voldoende kunnen genieten van de gewone pastorale zorg, en ook op hen die het praktiseren van de godsdienst opgegeven hebben.
§ 2 Indien hij in bisdom gelovigen van verschillende ritus heeft, dient hij te voorzien in hun geestelijke behoeften, hetzij door priesters of parochies van deze ritus hetzij door een bisschoppelijk Vicaris.
§ 3 Jegens de broeders die niet in volledige gemeenschap met de katholieke Kerk zijn, dient hij zich met menselijkheid en liefde te gedragen en hij dient ook het oecumenisme, zoals de Kerk dit verstaat, te behartigen.
§ 4 Hij houde zich de niet-gedoopten aanbevolen in de Heer, opdat ook voor hen de liefde van Christus moge oplichten, wiens getuige voor allen de Bisschop moet zijn.
§ 1 De diocesane Bisschop is gehouden de waarheden van het geloof die gelovig aanvaard en op het zedelijk leven toegepast moeten worden, aan de gelovigen voor te houden en te verduidelijken, door dikwijls persoonlijk te prediken; hij dient er ook voor te zorgen dat de voorschriften van de canones over de bediening van het woord, vooral de homilie en het catechetisch onderricht, met zorg in acht genomen worden, zodat de gehele christelijke leer aan allen overgedragen wordt.
§ 2 De gaafheid en eenheid van de geloofsleer dient hij krachtig te beschermen met de middelen die daartoe het best geschikt geacht worden, de rechtmatige vrijheid echter bij een nader onderzoek van de waarheden erkennend.
De diocesane Bisschop dient, indachtig dat hij gehouden is aan de verplichting een voorbeeld van heiligheid te geven in liefde, nederigheid en eenvoud van leven, zich de hoogste inspanning te getroosten om de heiligheid van de christengelovigen te bevorderen volgens ieders eigen roeping, en, omdat hij de voornaamste uitdeler is van Gods mysteries, zich er voortdurend op toe te leggen dat de christengelovigen die aan zijn zorg toevertrouwd zijn, door de viering van de sacramenten groeien in genade en dat zij het paasmysterie leren kennen en beleven.
§ 1 De diocesane Bisschop moet na de inbezitneming van het bisdom iedere zondag en op de andere in zijn gebied verplichte feestdagen een Mis opdragen tot intentie van het hem toevertrouwde volk.
§ 2 De Bisschop moet de Mis voor het volk op de dagen waarover in § 1, persoonlijk voor die intentie celebreren; maar wanneer hij wettig verhinderd is voor deze viering, dient hij deze op deze dagen door een ander te laten opdragen, of op andere dagen persoonlijk op te dragen.
§ 3 Een Bisschop aan wie naast het eigen bisdom andere bisdommen toevertrouwd zijn, ook op titel van administratie, voldoet aan de verplichting door één Mis tot intentie van het gehele hem toevertrouwde volk op te dragen.
§ 4 Een Bisschop die aan de verplichting waarover in de §§1-3, niet voldaan heeft, dient zo spoedig mogelijk zoveel Missen tot intentie van het volk op te dragen als hij nagelaten heeft te doen.
Hij dient dikwijls in de kathedrale kerk of in een andere kerk van zijn bisdom voor te gaan in de viering van de allerheiligste Eucharistie, vooral op verplichte feestdagen en bij andere plechtige gelegenheden.
De diocesane Bisschop kan in zijn gehele bisdom pontificale plechtigheden verrichten; niet echter buiten zijn eigen bisdom zonder uitdrukkelijke of althans redelijkerwijze gepresumeerde toestemming van de plaatselijke Ordinaris.
§ 1 Het komt de diocesane Bisschop toe de hem toevertrouwde particuliere Kerk met wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht te besturen, volgens het recht.
§ 2 De wetgevende macht oefent de Bisschop zelf uit; de uitvoerende macht oefent hij uit hetzij zelf hetzij door Vicarissen-generaal of bisschoppelijke Vicarissen volgens het recht; de rechterlijke macht hetzij zelf hetzij door de Gerechtsvicaris en de rechters volgens het recht.
§ 1 Omdat de Bisschop de eenheid van de Kerk als geheel moet beschermen, is hij gehouden de gemeenschappelijke discipline van de gehele Kerk te bevorderen en daarom het onderhouden van alle kerkelijke wetten te urgeren.
§ 2 Hij dient te waken dat er geen misbruiken in de kerkelijke discipline binnensluipen, vooral betreffende de bediening van het woord, de viering van de sacramenten en sacramentaliën, de eredienst van God en de Heiligen, alsook betreffende het beheer van de goederen.
In alle juridische aangelegenheden van het bisdom vertegenwoordigt de diocesane Bisschop het bisdom.
§ 1 De Bisschop dient de verschillende apostolaatsvormen in het bisdom te behartigen en te zorgen dat in het gehele bisdom, of in zijn onderscheiden districten, alle apostolaatswerken, met behoud van de eigen aard van elk daarvan, onder zijn leiding gecoördineerd worden.
§ 2 Hij dient de plicht te urgeren waartoe de gelovigen gehouden zijn, om, ieder overeenkomstig zijn situatie en geschiktheid, apostolaat uit te oefenen, en hij dient hen aan te sporen aan de verschillende apostolaatswerken, overeenkomstig de noden van plaats en tijd, deel te nemen en steun te verlenen.
§ 1 Een diocesane Bisschop is, ook als hij een coadjutor of hulpbisschop heeft, gehouden aan de wet van persoonlijke residentie in zijn bisdom.
§ 2 Behalve om reden van een bezoek Ad Limina, of van Concilies, de bisschoppensynode, de bisschoppenconferentie, waarbij hij tegenwoordig moet zijn, of van een andere hem wettig opgelegde taak, kan hij om een billijke reden afwezig zijn, weliswaar niet langer dan een maand, hetzij aaneensluitend hetzij onderbroken, mits gewaarborgd is dat het bisdom door zijn afwezigheid geen enkel nadeel ondervindt.
§ 3 Met Kerstmis, in de Goede Week en op Pasen, Pinksteren en Sacramentsdag, mag hij niet afwezig zijn uit het bisdom, tenzij om een ernstige en dringende reden.
§ 4 Indien een Bisschop langer dan zes maanden onwettig uit zijn bisdom afwezig is, dient de Metropoliet de Apostolische Stoel omtrent diens afwezigheid in te lichten; indien het over de Metropoliet gaat, dient de oudste suffragane Bisschop dit te doen.
§ 1 De Bisschop is gehouden aan de verplichting het bisdom jaarlijks geheel of gedeeltelijk te visiteren, zodat hij ten minste elke vijf jaar het gehele bisdom in eigen persoon of, indien hij wettig verhinderd is, door de Bisschop-coadjutor, of een hulpbisschop, of door de Vicaris-generaal of een bisschoppelijk Vicaris, of door een andere priester visiteert.
§ 2 De Bisschop kan als zijn begeleiders en helpers bij de visitatie clerici naar zijn goeddunken uitkiezen, waarbij elk strijdig privilege of elke strijdige gewoonte verworpen is.
§ 1 Aan de gewone bisschoppelijke visitatie zijn onderworpen personen, katholieke instituten, gewijde zaken en plaatsen, die zich binnen de grenzen van het bisdom bevinden.
§ 2 De leden van religieuze instituten van pauselijk recht en hun huizen kan de Bisschop alleen visiteren in de in het recht uitdrukkelijk vermelde gevallen.
De Bisschop dient er zich op toe te leggen de pastorale visitatie met de geboden zorgvuldigheid te volbrengen; hij dient te waken dat de visitatie door overbodige onkosten voor niemand bezwaarlijk of lastig wordt.
§ 1 Een diocesane Bisschop is gehouden elke vijf jaar een verslag aan de Paus voor te leggen betreffende de toestand van het hem toevertrouwde bisdom, in de vorm en op de tijd die door de Apostolische Stoel vastgesteld zijn.
§ 2 Indien het jaar vastgelegd voor het voorleggen van het verslag, geheel of gedeeltelijk valt binnen de eerste twee jaar na het begin van zijn bestuur van het bisdom, kan de Bisschop voor die keer het opstellen en voorleggen van een verslag achterwege laten.
§ 1 De diocesane Bisschop dient in het jaar waarin hij gehouden is een verslag voor te leggen aan de Paus, tenzij door de Apostolische Stoel anders is bepaald, naar Rome te gaan om de graven van de Heilige Apostelen Petrus en Paulus te vereren en zich bij de Paus te melden.
§ 2 De Bisschop dient aan voormelde verplichting persoonlijk te voldoen, tenzij hij wettig verhinderd is; in dit geval dient hij er aan te voldoen door een coadjutor, indien hij er een heeft, of een hulpbisschop, of door een geschikte priester van zijn presbyterium, die in zijn bisdom woont.
§ 3 Een apostolisch Vicaris kan aan deze verplichting voldoen door een vertegenwoordiger, ook wanneer deze in Rome verblijft; een apostolisch Prefect is niet aan deze verplichting gehouden.
§ 1 Een diocesane Bisschop die zijn vijfenzeventigste levensjaar voltooid heeft, wordt verzocht ontslag uit zijn ambt aan de Paus aan te bieden, die na alle omstandigheden onder ogen genomen te hebben, daarin zal beslissen.
§ 2 Een diocesane Bisschop die wegens een zwakke gezondheid of een andere ernstige reden minder goed in staat is zijn ambt te vervullen, wordt dringend verzocht ontslag uit zijn ambt aan te bieden.