
Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
CODEX IURIS CANONICI Codex van het Canonieke recht |
|||
► | ALGEMENE NORMEN | ||
► | Kerkelijke wetten |
§ 2 Particuliere wetten worden afgekondigd op de wijze door de wetgever bepaald en beginnen te verplichten een maand na de dag van afkondiging, tenzij een andere termijn in de wet zelf bepaald wordt.
§ 2 Vreemdelingen zijn niet gehouden:
§ 2. Onwetendheid of dwaling inzake een wet of een straf of een ander feit dat de eigen persoon betreft, of inzake een publiek gekend feit dat een ander betreft, wordt niet gepresumeerd; zij wordt wel gepresumeerd inzake een niet publiek gekend feit dat een ander betreft, tot het tegendeel bewezen wordt.
§ 1 Wetten interpreteert authentiek de wetgever en degene aan wie de bevoegdheid om authentiek te interpreteren door deze toevertrouwd is.
§ 2 Authentieke interpretatie bij wijze van wet gegeven, heeft dezelfde kracht als de wet zelf en moet afgekondigd worden; als zij woorden van de wet, die op zich duidelijk zijn, slechts verklaart, heeft ze terugwerkende kracht; als zij de wet beperkt of uitbreidt of een twijfelachtige wet uitlegt, heeft ze geen terugwerkende kracht.
§ 3 Een interpretatie echter bij wijze van gerechtelijk vonnis of administratieve beschikking in een bijzonder geval heeft geen wetskracht en bindt alleen de personen voor wie, en geldt alleen voor de zaken waarvoor, ze gegeven is.
Een latere wet heft een vroegere geheel of gedeeltelijk op, als ze dat uitdrukkelijk zegt of daarmee rechtstreeks in strijd is, of de hele materie van de vroegere wet opnieuw regelt; maar een universele wet heft geenszins particulier of speciaal recht op tenzij iets anders uitdrukkelijk in het recht voorzien wordt.