Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
§ 1 Tegen deze verklaring moet de verdediger van de band, indien hij wijselijk geoordeeld heeft dat ofwel de gebreken waarover in can. 1686, ofwel het ontbreken van de dispensatie niet zeker zijn, beroep aantekenen bij de rechter van de tweede instantie, aan wie de akten toegezonden moeten worden en die schriftelijk verwittigd moet worden dat het gaat over een documentair proces.
§ 2 De partij die zich benadeeld acht, behoudt onverminderd het recht om beroep aan te tekenen.
§ 1. Na het ontvangen van de akten dient de diocesane Bisschop, in gezamenlijk overleg met de instructor en de bijzitter, na afweging van de bemerkingen van de verdediger van de band en, indien beschikbaar, van de verdedigingen van de partijen, een vonnis te vellen, indien hij morele zekerheid heeft verworven met betrekking tot de nietigheid van het huwelijk. In het andere geval dient hij de zaak voor een gewone behandeling terug te zenden.
§ 2. De volledige tekst van het vonnis met vermelding van de argumenten dient zo vlug mogelijk aan de partijen betekend te worden.
§ 3. Tegen een vonnis van de Bisschop wordt beroep aangetekend bij de Metropoliet of bij de Romeinse Rota; indien een vonnis echter door de Metropoliet zelf werd uitgesproken, wordt beroep aangetekend bij de oudste suffragane Bisschop; en tegen een vonnis van een andere Bisschop, die geen hogere overheid heeft lager dan de Paus, wordt beroep aangetekend bij een Bisschop die door hem hiervoor op duurzame wijze werd aangesteld.
§ 4. Indien het beroep overduidelijk zuiver vertragend lijkt dient de Metropoliet of de Bisschop vermeld in § 3, of de Decaan van de Romeinse Rota dit vanaf het begin bij decreet te verwerpen; indien het beroep echter aangenomen werd, dient de zaak voor een gewone behandeling in tweede instantie teruggezonden te worden.