
Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
Na het ontvangen van de volgens can. 1677 ingediende aanvraag kan de Gerechtsvicaris of de door hem aangewezen rechter, met terzijde laten van de formaliteiten van het gewoon proces maar met dagvaarding van de partijen en met tussenkomst van de verdediger van de band, de nietigheid van een huwelijk door een vonnis verklaren, indien uit een document dat aan geen enkele tegenspraak of exceptie onderhevig is, het bestaan van een ongeldigmakend huwelijksbeletsel of van een gebrek in de wettige vorm met zekerheid vaststaat, mits het met gelijke zekerheid blijkt dat geen dispensatie gegeven is of dat het de gevolmachtigde aan een geldig mandaat ontbrak.
In de mate waarin het mogelijk is, dient de instructor in één zitting de bewijzen te verzamelen en een termijn van vijftien dagen vast te stellen waarbinnen de bemerkingen voor de band en, indien beschikbaar, de verdedigingen voor de partijen moeten voorgelegd worden.
§ 1 Tegen deze verklaring moet de verdediger van de band, indien hij wijselijk geoordeeld heeft dat ofwel de gebreken waarover in can. 1686, ofwel het ontbreken van de dispensatie niet zeker zijn, beroep aantekenen bij de rechter van de tweede instantie, aan wie de akten toegezonden moeten worden en die schriftelijk verwittigd moet worden dat het gaat over een documentair proces.
§ 2 De partij die zich benadeeld acht, behoudt onverminderd het recht om beroep aan te tekenen.
§ 1. Na het ontvangen van de akten dient de diocesane Bisschop, in gezamenlijk overleg met de instructor en de bijzitter, na afweging van de bemerkingen van de verdediger van de band en, indien beschikbaar, van de verdedigingen van de partijen, een vonnis te vellen, indien hij morele zekerheid heeft verworven met betrekking tot de nietigheid van het huwelijk. In het andere geval dient hij de zaak voor een gewone behandeling terug te zenden.
§ 2. De volledige tekst van het vonnis met vermelding van de argumenten dient zo vlug mogelijk aan de partijen betekend te worden.
§ 3. Tegen een vonnis van de Bisschop wordt beroep aangetekend bij de Metropoliet of bij de Romeinse Rota; indien een vonnis echter door de Metropoliet zelf werd uitgesproken, wordt beroep aangetekend bij de oudste suffragane Bisschop; en tegen een vonnis van een andere Bisschop, die geen hogere overheid heeft lager dan de Paus, wordt beroep aangetekend bij een Bisschop die door hem hiervoor op duurzame wijze werd aangesteld.
§ 4. Indien het beroep overduidelijk zuiver vertragend lijkt dient de Metropoliet of de Bisschop vermeld in § 3, of de Decaan van de Romeinse Rota dit vanaf het begin bij decreet te verwerpen; indien het beroep echter aangenomen werd, dient de zaak voor een gewone behandeling in tweede instantie teruggezonden te worden.
De rechter van tweede instantie dient, met tussenkomst van de verdediger van de band en na de partijen gehoord te hebben, op dezelfde wijze als in can. 1686 te beslissen of het vonnis bevestigd moet worden, dan wel of men eerder met de zaak volgens het gewone verloop van het recht verder moet gaan; in dit laatste geval verwijst hij deze terug naar de rechtbank van de eerste instantie.
Na het ontvangen van de volgens can. 1676 ingediende aanvraag kan de diocesane Bisschop of de Gerechtsvicaris of de aangewezen Rechter, met terzijde laten van de formaliteiten van het gewoon proces, maar met dagvaarding van de partijen en met tussenkomst van de verdediger van de band, de nietigheid van een huwelijk door een vonnis verklaren, indien uit een document dat aan geen enkele tegenspraak of exceptie onderhevig is, het bestaan van een ongeldigmakend huwelijksbeletsel of van een gebrek in de wettige vorm met zekerheid vaststaat, mits met gelijke zekerheid blijkt dat geen dispensatie gegeven is of dat het de gevolmachtigde aan een geldig mandaat ontbrak.