Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
Indien in de instantie van beroep een nieuwe grond voor de nietigheid van het huwelijk aangevoerd wordt, kan de rechtbank, als handelend in eerste instantie, deze aanvaarden en hierover oordelen.
Het komt aan de diocesane Bisschop toe zelf zaken te beoordelen over de nietigheid van een huwelijk in een proces in verkorte vorm:
1 ° wanneer de aanvraag door beide echtgenoten of door één van hen, met toestemming van de andere, wordt ingediend;
2° wanneer de omstandigheden van feiten en personen, ondersteund door getuigenissen of elementen die geen verder onderzoek of nazicht vereisen, de nietigheid overduidelijk maken.
§ 1 Nadat het vonnis dat de nietigheid van het huwelijk de eerste maal verklaard heeft, in de instantie van beroep ofwel bij decreet ofwel door een tweede vonnis bevestigd is, kunnen zij wier huwelijk nietig verklaard is, een nieuw huwelijk sluiten, zodra het decreet of het tweede vonnis aan henzelf bekend gemaakt is, tenzij dit door een verbod, aan het vonnis of aan het decreet zelf toegevoegd of door de Ordinaris bepaald, verhinderd wordt.
§ 2 De voorschriften van can. 1644 moeten in acht genomen worden, ook indien het vonnis dat de nietigheid van het huwelijk verklaard heeft, niet door een tweede vonnis maar door een decreet bevestigd is.
Het verzoekschrift waardoor een proces in verkorte vorm wordt ingeleid, moet naast datgene wat in can. 1504 wordt opgesomd:
1 ° op een beknopte, volledige en heldere wijze de feiten uiteenzetten waarop het verzoek steunt;
2° de bewijzen aanduiden, die onmiddellijk door de rechter verzameld kunnen worden;
3° in bijlage de documenten voorleggen, waarop het verzoek steunt.
Zodra een vonnis uitvoerbaar geworden is, moet de Gerechtsvicaris dit ter kennis brengen van de Ordinaris van de plaats waar het huwelijk gevierd is. Deze echter moet ervoor zorgen dat de uitgesproken nietigheid van het huwelijk en de eventueel vastgestelde verboden zo spoedig mogelijk in de huwelijks- en doopboeken vermeld worden.
In hetzelfde decreet waardoor hij de formulering van het geschil vastlegt, dient de Gerechtsvicaris, na de aanduiding van een instructor en een bijzitter, allen die aanwezig moeten zijn op te roepen voor de zitting vermeld can. 1686, die binnen de dertig dagen moet plaats vinden.
Na het ontvangen van de volgens can. 1677 ingediende aanvraag kan de Gerechtsvicaris of de door hem aangewezen rechter, met terzijde laten van de formaliteiten van het gewoon proces maar met dagvaarding van de partijen en met tussenkomst van de verdediger van de band, de nietigheid van een huwelijk door een vonnis verklaren, indien uit een document dat aan geen enkele tegenspraak of exceptie onderhevig is, het bestaan van een ongeldigmakend huwelijksbeletsel of van een gebrek in de wettige vorm met zekerheid vaststaat, mits het met gelijke zekerheid blijkt dat geen dispensatie gegeven is of dat het de gevolmachtigde aan een geldig mandaat ontbrak.
In de mate waarin het mogelijk is, dient de instructor in één zitting de bewijzen te verzamelen en een termijn van vijftien dagen vast te stellen waarbinnen de bemerkingen voor de band en, indien beschikbaar, de verdedigingen voor de partijen moeten voorgelegd worden.
§ 1 Tegen deze verklaring moet de verdediger van de band, indien hij wijselijk geoordeeld heeft dat ofwel de gebreken waarover in can. 1686, ofwel het ontbreken van de dispensatie niet zeker zijn, beroep aantekenen bij de rechter van de tweede instantie, aan wie de akten toegezonden moeten worden en die schriftelijk verwittigd moet worden dat het gaat over een documentair proces.
§ 2 De partij die zich benadeeld acht, behoudt onverminderd het recht om beroep aan te tekenen.
§ 1. Na het ontvangen van de akten dient de diocesane Bisschop, in gezamenlijk overleg met de instructor en de bijzitter, na afweging van de bemerkingen van de verdediger van de band en, indien beschikbaar, van de verdedigingen van de partijen, een vonnis te vellen, indien hij morele zekerheid heeft verworven met betrekking tot de nietigheid van het huwelijk. In het andere geval dient hij de zaak voor een gewone behandeling terug te zenden.
§ 2. De volledige tekst van het vonnis met vermelding van de argumenten dient zo vlug mogelijk aan de partijen betekend te worden.
§ 3. Tegen een vonnis van de Bisschop wordt beroep aangetekend bij de Metropoliet of bij de Romeinse Rota; indien een vonnis echter door de Metropoliet zelf werd uitgesproken, wordt beroep aangetekend bij de oudste suffragane Bisschop; en tegen een vonnis van een andere Bisschop, die geen hogere overheid heeft lager dan de Paus, wordt beroep aangetekend bij een Bisschop die door hem hiervoor op duurzame wijze werd aangesteld.
§ 4. Indien het beroep overduidelijk zuiver vertragend lijkt dient de Metropoliet of de Bisschop vermeld in § 3, of de Decaan van de Romeinse Rota dit vanaf het begin bij decreet te verwerpen; indien het beroep echter aangenomen werd, dient de zaak voor een gewone behandeling in tweede instantie teruggezonden te worden.