
Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
In zaken betreffende impotentie of gebrek in de consensus wegens een geestesziekte dient de rechter van de hulp van een of meerdere deskundigen gebruik te maken, tenzij deze uit de omstandigheden duidelijk van geen nut lijkt; in de overige zaken dient het voorschrift van can. 1574 in acht genomen te worden.
§ 1. Een partij die zich benadeeld acht, alsook de promotor van het recht en de verdediger van de band, behouden het recht een klacht van nietigheid van het vonnis of een beroep tegen dit vonnis in te dienen, in overeenstemming met de cann. 1619-1640.
§ 2. Na het verstrijken van de in het recht vastgestelde termijnen voor beroep en het vervolg ervan, alsook na de ontvangst van de gerechtelijke akten door de rechtbank van een hogere instantie, dient een college van rechters samengesteld te worden, een verdediger van de band aangeduid en dienen de partijen op de hoogte gebracht te worden om hun bemerkingen binnen de vastgestelde tijd in te dienen; na het verstrijken van deze termijn dient de collegiale rechtbank, indien het beroep overduidelijk zuiver vertragend lijkt, het vonnis van de eerste instantie bij decreet te bevestigen.
§ 3. Indien het beroep aanvaard wordt, moet op dezelfde wijze als in eerste instantie, met toepassing van dezelfde normen voor zover het kan, verder gehandeld worden.
§ 4. Indien in graad van beroep een nieuwe rechtsgrond voor de nietigheid van het huwelijk aangebracht wordt, kan de rechtbank, juist zoals in eerste instantie, deze aannemen en hierover oordelen.