Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
De rechter dient, voordat hij een zaak aanvaardt en telkens wanneer hij ziet dat er hoop is op een goed resultaat, pastorale middelen aan te wenden om de echtgenoten, indien mogelijk, ertoe te brengen het huwelijk eventueel te valideren en het echtelijk samenleven te herstellen.
§ 1. Na het ontvangen van een verzoekschrift dient de Gerechtsvicaris, indien hij meent dat het op enige grond steunt, dit te aanvaarden en bij decreet, toegevoegd achter het verzoekschrift zelf, te bevelen dat een exemplaar van het verzoek betekend wordt aan de verdediger van de band en, tenzij het verzoekschrift door beide partijen werd ondertekend, aan de gedaagde partij, met opgave van een termijn van vijftien dagen om haar mening over het verzoekschrift kenbaar te maken.
§ 2. Na het verlopen van de vermelde termijn en, indien en in welke mate hij het nodig acht, na een nieuwe waarschuwing van de gedaagde partij om haar mening mee te delen, dient de Gerechtsvicaris, na de verdediger van de band gehoord te hebben, de formulering van het geschil bij decreet te vast te leggen en te beslissen dat de zaak met een gewoon proces of met een proces in verkorte vorm volgens de cann. 1683-1687 behandeld moet worden. Dit decreet dient onmiddellijk aan de partijen en de verdediger van de band betekend te worden.
§ 3. Indien de zaak met een gewoon proces behandeld moet worden dient de Gerechtsvicaris in hetzelfde decreet de samenstelling van het college van rechters te bepalen of van een alleenzetelend rechter met twee bijzitters volgens can. 1673, § 4.
§ 4. Indien echter een proces in verkorte vorm werd vastgelegd, dient de Gerechts-vicaris te handelen volgens can. 1685.
§ 5. De formulering van het geschilpunt moet bepalen op welke rechtsgrond of rechtsgronden de geldigheid van het huwelijk wordt bestreden.