Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
Wie wat ook geeft of belooft opdat iemand die een taak in de Kerk uitoefent, onwettig iets doet of nalaat, dient met een rechtvaardige straf gestraft te worden; eveneens degene die deze giften of beloften aanvaardt.
§ 1 De biechtvader die het biechtgeheim rechtstreeks schendt, loopt een excommunicatie van rechtswege op die aan de Apostolische Stoel voorbehouden is; hij die het slechts onrechtstreeks schendt, dient naar gelang van de ernst van het misdrijf gestraft te worden.
§ 2 De tolk en de anderen over wie in can. 983, § 2, die de geheimhouding schenden, dienen met een rechtvaardige straf gestraft te worden, excommunicatie niet uitgesloten.
§ 3 Onverminderd het bepaalde in de §§ 1 en 2 wordt hij, die met enig technisch middel optekent wat door de biechtvader of de boeteling in een echte of geveinsde biecht is gezegd, of dit op kwade wijze door middel van sociale communicatie verspreidt, gestraft naar de ernst van het misdrijf, indien hij geestelijke is, zulks met de wegzending uit de clericale staat