De wetgever mag niet dreigen met van rechtswege opgelopen straffen, tenzij mogelijk voor afzonderlijke, opzettelijke misdrijven, die ofwel zwaardere ergernis kunnen verwekken ofwel niet effectief bestraft kunnen worden met bij uitspraak opgelegde straffen; censuren echter, vooral de excommunicatie, mag hij niet vaststellen tenzij met de grootste gematigdheid en alleen voor zwaardere misdrijven.