AD VOBISCUMOver de wetenschap, de zuiverheid en de taal van de priester of het hoofd, het hart en de tong van de priester - Op de 2e dag van de Romeinse Synode
(Soort document: H. Paus Johannes XXIII - Toespraak)
H. Paus Johannes XXIII -
26 januari 1960
Na deze passage uit zijn
Eerste Brief nodigt de H. Petrus in een vluchtig betoog van woorden en vergelijkingen de geest uit om nauwkeurig te overwegen wat het priesterleven van ons ieder afzonderlijk raakt. Ons priesterleven wordt inderdaad gevuld en versterkt door de hemelse genade, die Engelen en heiligen in de hemel vormt, maar het is geenszins vrij van de bekoringen van het vlees: het stelt ons iedere dag weer opnieuw op de proef en bereidt nooit verslappende valstrikken aan ons hart, ook al is het tot het goede geneigd. O, hoeveel bezorgdheid verschaffen ons gewoonlijk onze ziel, die verlangt te beminnen, en ons vlees, om die grote en heilige beloften ongerept te kunnen naleven, die wij op de dag van onze priesterwijding hebben afgelegd! Op dat ogenblik hoorden wij zeggen: „Gij zijt nog vrij", en na een korte stilte zijn wij naar voren getreden om aan ons leven zijn gewijde stemming te geven, die in de hemel bekrachtigd is, en hier op aarde in tegenwoordigheid van de Kerk en van alle mensen is kenbaar gemaakt.
Ook ons hart is vleselijk: hart en vlees moeten samen de weg afleggen. Hoort wat St. Petrus op dezelfde plaats in zijn Brief zegt: „Alle vlees is als gras en al zijn luister als een bloem van het gras; het gras verdorde en de bloem viel af" (1 Pt. 1, 24).
© 1960, Katholiek Archief, pag. 207-214