“
O admirabile commercium!”, “Hoe wonderlijk is deze ruil!”. Zo begint de antifoon van de eerste psalm, die aldus vervolgt: “van een maagd die geen man bekent, neemt de Schepper een menselijk lichaam aan”. “Door uw wonderbare geboorte uit de Maagd zijn de Schriften vervuld”, verkondigt de antifoon van de tweede psalm, die zijn weerklank vindt in de derde antifoon die ons introduceert in het lied uit de
Brief aan de Efeziërs: “In het braambos dat Mozes zag branden terwijl het ongeschonden bleef, erkennen wij uw lofwaardige maagdelijkheid. Moeder van God, wees onze voorspraak”. Het Goddelijk moederschap van Maria wordt nogmaals beklemtoond in de korte schriftlezing die daarjuist voorgelezen werd en die de gekende verzen uit de
Brief aan de Galaten herneemt: “Toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God zijn Zoon gezonden, geboren uit een vrouw, (...) zodat wij de aanneming tot kinderen zouden verkrijgen” (
Gal. 4, 4-5). In het traditionele “
Te Deum”dat wij aan het einde van onze viering tot het Allerheiligste Sacrament zullen verheffen dat plechtig ter aanbidding is uitgestald, zullen wij ook zingen: “
Tu, ad liberandum suscepturus hominem, non horruisti Virginis uterum”, “Gij, die om de mens verlossing te brengen, geen vrees hebt gehad voor de schoot van de Maagd”.