
Paus Benedictus XVI - 10 maart 2009
Een ongelukkig feit, dat ik oprecht betreur, bestaat hierin dat de grenzen en de reikwijdte van de Congregatie voor de Bisschoppen
Decreet betreffende kwijtschelding van de censuur van de excommunicatie van vier Bisschoppen van de Broederschap Sint Pius X
(21 januari 2009) bij de bekendmaking ervan niet duidelijk genoeg zijn aangegeven. Excommunicatie treft personen, geen instellingen. Een bisschopswijding zonder Pauselijke opdracht brengt het gevaar van een schisma met zich mee, omdat deze de eenheid van het College van bisschoppen met de Paus in twijfel trekt. De Kerk moet daarom reageren met de zwaarste straf, excommunicatie, en wel om de gestraften tot berouw te brengen en terug te roepen tot de eenheid. Twintig jaar na de wijding is dit doel helaas nog altijd niet bereikt. Het opheffen van de excommunicatie dient hetzelfde doel als de straf zelf: de vier bisschoppen nogmaals uitnodigen tot terugkeer. Dit gebaar was mogelijk nadat de betrokkenen hun principiële erkenning van de Paus en zijn gezag als herder hadden uitgesproken, zij het met een voorbehoud wat betreft de gehoorzaamheid aan zijn leergezag en aan dat van het Concilie. Daarmee kom ik terug bij het onderscheid tussen persoon en instelling. De opheffing van de excommunicatie was een maatregel op het terrein van de kerkelijke discipline: de personen werden bevrijd van de gewetenslast van de zwaarste kerkelijke straf. Het leerstellige terrein moet van dit disciplinaire niveau worden onderscheiden. Dat de Broederschap van St. Pius X geen canonieke status in de Kerk heeft, berust in feite niet op disciplinaire, doch op leerstellige gronden. Zolang de Broederschap geen canonieke status in de Kerk heeft, zolang oefenen ook de ambtsdragers ervan geen rechtmatige ambten in de Kerk uit. Er moet dus onderscheid worden gemaakt tussen het disciplinaire niveau dat de personen als personen betreft, en het leerstellige niveau, waarbij ambt en instelling aan de orde zijn. Om het nogmaals te zeggen: zolang de leerstellige vragen niet opgehelderd zijn, heeft de Broederschap geen canonieke status in de Kerk en oefenen de ambtsdragers ervan, ook al zijn ze vrij van kerkelijke straf, geen ambten in de Kerk rechtmatig uit.