
Paus Benedictus XVI - 10 maart 2009
Een tegenslag die ik niet kon voorzien was dat de zaak Williamson de Congregatie voor de Bisschoppen
Decreet betreffende kwijtschelding van de censuur van de excommunicatie van vier Bisschoppen van de Broederschap Sint Pius X
(21 januari 2009) overschaduwde. Het stille gebaar van barmhartigheid tegenover vier geldig doch niet rechtmatig gewijde bisschoppen leek plotseling iets heel anders: het afwijzen van de joods-christelijke verzoening, het terugnemen van wat het Concilie in deze zaak tot weg van de Kerk heeft verklaard. Op deze manier verkeerde een uitnodiging tot verzoening met een afgescheiden kerkelijke groep in het tegendeel: een schijnbare terugkeer op alle stappen van verzoening tussen Christenen en Joden, die sinds het Concilie zijn gezet; het begeleiden en verder brengen van die verzoening is vanaf het begin een doelstelling van mijn theologische werk geweest. Dat deze overlapping van twee tegengestelde processen heeft plaatsgevonden en zowel de vrede tussen Christenen en Joden alsook de vrede in de Kerk tijdelijk heeft verstoord, kan ik alleen maar ten diepste betreuren. Ik heb vernomen dat het aandachtig volgen van de op internet beschikbare berichtgeving het mogelijk gemaakt zou hebben op tijd kennis te nemen van het probleem. Ik heb daarvan geleerd dat wij bij de Heilige Stoel in de toekomst opmerkzamer moeten zijn op deze informatiebron. Bedroefd ben ik over het feit dat ook katholieken, die eigenlijk beter hadden kunnen weten, meenden met gretige vijandigheid mij te moeten aanvallen. Des te dankbaarder ben ik de Joodse vrienden die geholpen hebben het misverstand snel uit de wereld te helpen en de sfeer van vriendschap en vertrouwen te herstellen die – zoals ten tijde van Paus Johannes Paulus II – ook gedurende de gehele tijd van mijn pontificaat heeft bestaan en Goddank voortduurt.