HOUDT U VER VAN ALLE AFGODERIJ, HOUDT NIET OP HET GOEDE TE DOEN!Tijdens de viering van de Eucharistie op de Esplanade des Invalides, Parijs
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Homilie)
Paus Benedictus XVI -
13 september 2008
HOUDT U VER VAN ALLE AFGODERIJ, HOUDT NIET OP HET GOEDE TE DOEN!
Tijdens de viering van de Eucharistie op de Esplanade des Invalides, Parijs
Mijnheer de Kardinaal Vingt-Trois,
Mijne Heren de Kardinalen en dierbare Broeders in het bisschopsambt,
Broeders en zusters in Christus,
Jezus Christus brengt ons op deze wonderbare plaats in het hart van Parijs samen, op de dag waarop de universele Kerk het feest viert van de heilige Johannes Chrysostomos, een van haar grootste Kerkleraars, die door zijn levensgetuigenis en zijn onderrichting op doeltreffende wijze de weg getoond heeft die wij christenen moeten volgen. Vol vreugde groet ik alle gezagsdragers die mij in deze edele stad hebben ontvangen, in het bijzonder Kardinaal Vingt-Trois, die ik dank voor zijn vriendelijke woorden. Ik groet ook alle bisschoppen, priesters, diakens die mij omringen voor de viering van het offer van Christus. Ik groet alle personaliteiten, in het bijzonder de Eerste Minister, die hier deze voormiddag aanwezig zijn; ik verzeker hun van mijn vurig gebed voor de verwezenlijking van hun hoge zending in dienst van hun medeburgers.
De eerste
Brief van de heilige Paulus
aan de Korintiërs laat ons, in dit
Paulusjaar dat op 28 juni j.l. geopend werd, ontdekken hoe actueel de raadgevingen van de Apostel nog zijn. “
Houdt u ver van alle afgoderij” (
1 Kor. 10, 14), schrijft hij naar een gemeenschap die zeer getekend was door het heidendom en verdeeld tussen het aanhangen van het nieuwe van het Evangelie en het naleven van de oude gebruiken die door de voorouders doorgegeven waren. Zich ver houden van afgoderij betekende toen ophouden met het eren van de goden van de Olympus en met het aanbieden van bloedige offers. Zich ver houden van afgoderij was zich aansluiten bij de school van de profeten van het Oude Testament die de menselijke drang naar het maken van valse voorstellingen van God aanklaagden. Zoals
Psalm 115 zegt in verband met de afgodsbeelden, zij zijn enkel “
enkel zilver en goud, maaksel van mensenhanden. Zij hebben een mond maar zij kunnen niet spreken, ogen hebben zij en kunnen niet zien; zij hebben oren en horen niet, een neus en toch ruiken zij niets!” (
Ps. 115, 4-5). Buiten het volk van Israël, dat de openbaring van de ene ware God ontvangen had, was heel de antieke wereld onderworpen aan de eredienst van afgoden. De dwalingen van het heidendom die in Korinte zeer aanwezig waren, moesten aan de kaak gesteld worden, want zij hielden een sterke vervreemding in en hielden de mens af van zijn ware bestemming. Zij verhinderden hem te erkennen dat Christus de enige ware Verlosser is, de enige die de mens de weg naar God toont.
Deze oproep om zich ver te houden van afgoderij is ook nu nog actueel. Is het niet zo dat de hedendaagse wereld zijn eigen afgoden geschapen heeft? Heeft hij niet, misschien onbewust, de heidenen uit de oudheid nagedaan door de mens af te leiden van zijn werkelijk doel, het geluk eeuwig te leven bij God? Dit is een vraag die ieder mens zich in alle eerlijkheid moet stellen. Wat is belangrijk in mijn leven? Wat komt op de eerste plaats? Het woord “
idool” komt uit het Grieks en betekent “
beeld”, “
afbeelding”, “
voorstelling”, maar ook “
waan-voorstelling”, “
spook”, “
bedrieglijke schijn”. De afgod (idool) is een droombeeld, want hij houdt zijn dienaar af van de werkelijkheid om hem op te sluiten in het rijk van schijn. Welnu, is dat geen bekoring eigen aan onze tijd, de enige waarop wij doeltreffend kunnen reageren? De bekoring om een voorbij verleden te verafgoden en waarvan men de tekortkomingen vergeet; de bekoring om een toekomst die er nog niet is te verafgoden omdat men gelooft dat de mens op eigen kracht het eeuwig geluk op aarde zal realiseren! Aan de Kolossenzen legt de heilige Paulus uit dat onverzadigbare hebzucht gelijk staat met afgodendienst
Vgl. Kol. 3, 5
en hij herinnert zijn leerling Timoteüs eraan dat de liefde voor het geld de wortel is van alle kwaad. Omdat zij zich daaraan hebben overgeleverd “
zijn sommigen al van het geloof afgedwaald en hebben zich afgemarteld met kwellingen zonder tal” (
1 Tim. 6, 10). Hebben het geld, de zucht naar bezit, naar macht en zelfs naar kennis de mens niet afgewend van zijn ware Doel, van de Waarheid die daaraan eigen is?
Dierbare broers en zusters, de vraag die de liturgie van vandaag ons stelt, vindt haar antwoord in deze zelfde liturgie, die wij van onze Vaderen in het geloof en speciaal van de heilige Paulus zelf geërfd hebben
Vgl. 1 Kor. 11, 23
. In zijn commentaar op deze tekst merkt de heilige Johannes Chrysostomos op dat de heilige Paulus de afgodendienst streng veroordeeld, als een “
zware fout”, een “
schande”, een ware “
pest”
H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. Homilie 24, 1. Hij voegt er onmiddellijk aan toe dat deze radicale veroordeling van de afgodendienst in geen enkel geval een veroordeling is van de afgodendienaar. In ons oordeel moeten wij nooit de zonde, die onaanvaardbaar is, verwarren met de zondaar, wiens gewetenstoestand wij niet kunnen beoordelen en die zich in ieder geval nog altijd kan bekeren en vergeving krijgen. De heilige Paulus beroept zich op het verstand van zijn lezers: “
Ik spreek toch tot verstandige mensen: vormt uw eigen oordeel over wat ik ga zeggen” (
1 Kor. 10, 15). God vraagt de mens nooit om zijn verstand op te offeren! Er is nooit een werkelijke tegenspraak tussen de rede (verstand) en het geloof! De enige God, Vader Zoon en Heilige Geest, heeft ons verstand geschapen en geeft ons het geloof. Daarbij geeft Hij ons verstand de vrijheid dat geloof te ontvangen als een waardevol geschenk. De afgodendienst wendt de mens af van dit perspectief, en het verstand kan voor zichzelf afgoden creëren. Vragen wij dus aan God die ons hoort en ziet, dat Hij ons helpt om ons te zuiveren van alle afgoden om door te dringen tot de waarheid van ons zijn, om de waarheid van zijn oneindig zijn te bereiken!
Maar hoe komen wij tot God? Hoe slagen wij er in Diegene, die de mens in het diepst van zichzelf zoekt en daarbij zo dikwijls vergeet, te vinden of terug te vinden? De heilige Paulus vraagt ons om niet enkel ons verstand te gebruiken, maar vooral ons geloof om Hem te ontdekken. Wat zegt het geloof ons? Het brood dat wij breken is deelname aan het Lichaam van Christus; de kelk van dankzegging die wij zegenen is deelname aan het Bloed van Christus. Een buitengewone openbaring die tot ons komt langs Christus en die ons door de apostelen en door de hele Kerk sinds tweeduizend jaar wordt overgeleverd: Christus heeft het sacrament van de Eucharistie op de avond van Witte Donderdag ingesteld. Hij heeft gewild dat zijn offer op onbloedige wijze zou hernieuwd worden iedere keer dat een priester de woorden van de consecratie uitspreekt over brood en wijn. Miljoenen keren sedert twintig eeuwen, in de nederigste kapel zowel als in de grootste basiliek of kathedraal, heeft de verrezen Heer zichzelf aan zijn volk gegeven, en is zo, volgens de uitspraak van de heilige Augustinus “
innerlijker dan ons diepste innerlijk”
Vgl. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. III, 6. 11.
Broers en zusters, omringen wij het sacrament van het Lichaam en het Bloed van de Heer, het allerheiligste sacrament van de werkelijke tegenwoordigheid van de Heer in zijn Kerk en in de hele mensheid, met de grootste verering. Laten wij niets nalaten om Hem onze eerbied en onze liefde te tonen! Schenken wij Hem de grootste eerbetuigingen! Nooit mogen wij door onze woorden, onze stilte en onze gebaren in ons en rondom ons het geloof in de aanwezigheid van de verrezen Christus in de Eucharistie laten verflauwen! Zoals de heilige Johannes Chrysostomos het zelf zo prachtig zegt:
“Overlopen wij de onuitsprekelijke weldaden van God en al het goede waarvan Hij ons laat genieten wanneer wij Hem deze beker aanbieden, wanneer wij communiceren, en danken wij Hem dat Hij het menselijk ras bevrijd heeft van de dwaling, dat Hij wie ver van Hem af was dichterbij heeft gebracht, dat Hij van de hopelozen en de goddelozen van deze wereld een volk van broeders, van mede-erfgenamen van de Zoon van God heeft gemaakt” H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. Homilie 24, 1. "In feite", zo gaat hij verder “is het bloed in de beker, hetzelfde als datgene wat uit zijn zijde gevloeid is, en daaraan hebben wij deel” H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. Homilie 24, 1. Er is niet enkel deelname en deel hebben, er is “eenwording”, zegt hij.
De Mis is het offer van dankzegging bij uitstek, dat ons toelaat onze eigen dankzegging te verenigen met die van de Verlosser, de eeuwige Zoon van de Vader. De Mis zelf nodigt ons ook uit om de afgoden te vluchten, want benadrukt de heilige Paulus, “
gij kunt niet deel hebben aan de tafel van de Heer én aan de tafel van de demonen” (
1 Kor. 10, 21). De Mis nodigt ons uit om onderscheid te maken tussen wat in ons gehoorzaamt aan de Geest van God, en wat in ons nog luistert naar de geest van het kwaad. In de Mis willen wij enkel Christus toebehoren en wij hernemen dankbaar de uitroep van de psalmist: “
Kan ik de Heer ooit vergelden al wat Hij voor mij heeft volvoerd?” (
Ps. 116, 12). Ja, hoe kunnen wij de Heer danken voor het leven dat Hij ons gegeven heeft? Ook daar vinden wij het antwoord op de vraag van de psalmist in de psalm zelf, want het Woord van God beantwoordt zelf barmhartig de vragen die het stelt. Hoe anders kunnen wij Heer danken voor al het goede dat Hij ons doet, dan door ons te richten naar zijn eigen woorden: “
De beker van het heil wil ik heffen, aanroepen de naam van de Heer” (
Ps. 116, 13)?
Is de beker van het heil heffen en de naam van de Heer aanroepen niet juist het beste middel om “
ons ver te houden van de afgoden”, zoals de heilige Paulus ons vraagt? Iedere keer dat een Mis wordt opgedragen, iedere keer dat Christus sacramenteel tegenwoordig wordt in zijn Kerk, wordt het werk van ons heil verwezenlijkt. De Eucharistie vieren betekent erkennen dat God alleen in staat is ons het volle geluk te schenken, ons de werkelijke waarden te onderrichten, de eeuwige waarden die geen ondergang kennen. God is aanwezig op het altaar, maar Hij is ook aanwezig op het altaar van ons hart wanneer wij Hem bij de communie in het eucharistisch sacrament ontvangen. Hij alleen leert ons de afgoden, begoochelingen van het denken, te vluchten.
Wie anders, dierbare broers en zusters, kan de beker van het heil heffen en de naam van de Heer aanroepen in naam van heel het volk van God dan de priester die daartoe door de bisschop gewijd is? Laat mij toe, dierbare gelovigen van Parijs en omstreken, maar ook al diegenen die uit heel Frankrijk en aangrenzende landen gekomen zijt, een oproep te richten vol vertrouwen in het geloof en de edelmoedigheid van de jongeren die zich vragen stellen over een roeping tot religieuze of tot priester: weest niet bang! Weest niet bang om jullie leven aan Christus te geven! Niets zal ooit het priesterambt vervangen in het hart van de Kerk! Niets zal ooit een Mis voor het heil van de wereld vervangen! Dierbare jongeren en ouderen die naar mij luistert, Laat de oproep van Christus niet onbeantwoord. In zijn
H. Johannes Chrysostomos
Verhandeling over het priesterschap () heeft de heilige Johannes Chrysostomos getoond hoe traag het antwoord van de mens kan zijn, en toch is deze mens het levend voorbeeld van de werking van God in het hart met menselijke vrijheid dat zich laat vormen door zijn genade.
Als wij tenslotte de woorden van Christus hernemen die Hij ons in het Evangelie heeft nagelaten, zien wij dat Hij zelf ons heeft geleerd de afgoderij te vluchten door ons uit te nodigen ons huis te bouwen “op de rotsgrond” (
Lc. 6, 48). Wie anders dan Hij zelf is deze rots? Onze gedachten, onze woorden en onze daden krijgen maar hun ware dimensie als wij ze betrekken op de boodschap van het Evangelie. “De mond spreekt waar het hart van overloopt” (
Lc. 6, 45). Als wij spreken, zoeken wij dan het welzijn van onze gesprekspartner? Als wij nadenken, proberen wij dan onze gedachte overeen te laten stemmen met de gedachte van God?
Als wij handelen, proberen wij dan de Liefde die ons doet leven te verspreiden? De heilige Johannes Chrysostomos zegt nog:
“als wij allen deel hebben aan hetzelfde brood, en allen dezelfde substantie worden, waarom tonen wij dan niet dezelfde liefde? Waarom worden wij dan om dezelfde reden niet een zelfde enig geheel? ... o mens, Christus is u komen zoeken, u die zo ver van Hem waart, om zich met u te verenigen; en gij, gij wilt niet een worden met uw broeder?” H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. Homilie 24, 2.
De hoop zal steeds het sterkst blijven. De Kerk die gebouwd is op de rots van Christus, heeft de beloften van eeuwig leven, niet omdat haar leden heiliger zijn dan alle andere mensen, maar omdat Christus deze belofte aan Petrus gedaan heeft: “
Gij zijt Petrus en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.” (
Mt. 16, 18). In deze onfeilbare hoop op de eeuwige tegenwoordigheid van God in ieder van onze zielen, in deze vreugde te weten dat Christus met ons is tot het einde van de tijden, in deze kracht die de Geest geeft aan allen die zich door Hem laten grijpen, vertrouw ik jullie, dierbare christenen van Parijs en van Frankrijk toe aan de krachtige en barmhartige werking van de God van liefde die voor ons gestorven is op het kruis en zegevierend verrezen op de morgen van Pasen. Aan alle mensen van goede wil die naar mij luisteren, zeg ik opnieuw zoals de heilige Paulus: Houdt u ver van alle afgoderij, houdt niet op het goede te doen!
Dat God onze Vader u naar zich toe voert en de glans van zijn glorie over u laat schijnen! Dat de enige Zoon van God, onze Meester en onze Broer, ons de schoonheid openbaart van zijn gelaat als Verrezene! Dat de heilige Geest u vervult met zijn gaven en u de vreugde schenkt de vrede en het licht van de allerheiligste Drievuldigheid te kennen, nu en in de eeuwen der eeuwen!
Amen!
© 2008, Libreria Editrice Vaticana
Vertaling uit het Frans: Helene Luyten