
Paus Pius XII - 22 september 1956
Aan deze beschouwingen moeten Wij enkele opmerkingen toevoegen over het tabernakel. Zoals Wij zoeven zeiden: „De Heer is in zekere zin groter dan het altaar en het offer", zouden Wij nu kunnen zeggen: „Is het tabernakel, waar de Heer woont, die te midden van zijn volk is neergedaald, hoger dan het altaar en het offer?". Het altaar wint het van het tabernakel, omdat men er het offer des Heren op draagt. Het tabernakel bezit ongetwijfeld het „Sacramentum permanens"; maar het is niet een „altare permanens"omdat de Heer zich alleen maar op het altaar als offer opdraagt gedurende de viering van de H. Mis, maar niet na of buiten de H. Mis. In het tabernakel is Hij daarentegen zolang aanwezig als de geconsacreerde gedaanten voortduren, zonder zich evenwel voortdurend te offeren. Men heeft het volste recht onderscheid te maken tussen de offerande van het Misoffer en de „cultus latreuticus", die de in de Eucharistie verborgen God-Mens wordt gebracht. Een Congregatie voor de Riten
Over de Uitstelling van het H. Sacrament tijdens de H. Mis (27 juli 1927) van de H. Congregatie van de Riten, gedateerd 27 juli 1927, beperkt de uitstelling van het H. Sacrament gedurende de Mis tot het minimum; maar ze wordt gemakkelijk verklaard door de zorg om gewoonlijk de offerdaad en de cultus van eenvoudige aanbidding gescheiden te houden, opdat de gelovigen duidelijk het eigen karakter zullen begrijpen.
Het Concilie van Trente heeft uitgelegd, welke; zielsgesteltenissen men moet hebben jegens het Heilig Sacrament: „Si quis dixerit, in sancto Eucharistiae sacramento Christum Unigenitum Dei Filium non esse cultu latreutico, etiam externo, adorandum, atque ideo nec festiva peculiari celebritate venerandum, neque in processionibus, secundum laudabilem et universalem Ecclesiae sanctae rituum et consuetudinem, sollemniter circumgestandum, vel non publice, ut adoretur, populo proponendum, et ejus adoratores esse idololatras: anathema sit” - "Indien iemand zegt dat in het heilige sacrament van de Eucharistie, Christus, de ééngeboren Zoon van God, niet dient aanbeden te worden, zelfs uitwendig, met de cultus latriae; en dat Hij dus noch vereerd dient te worden met een bijzonder feestelijke viering, noch feestelijk in processies dient rondgedragen te worden, volgens de lofwaardige en universele rite van de heilige Kerk; of niet publiek aan het volk ter aanbidding dient voorgehouden te worden en dat Zijn aanbidders afgodendienaars zijn, hij zij verdoemd" Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 22 "Si quis dixerit, non licere sacram Eucharistiam in sacrario reservari, sed statim post consecrationem necessario adstantibus distribuendam, aut non licere, ut illa ad infirmos honorifice deferatur: anathema sit” - "Indien iemand zegt dat het niet toegestaan is dat de heilige Eucharistie bewaard wordt in het heiligdom, maar dat het dadelijk na de consecratie moet uitgedeeld worden aan de aanwezigen; of dat het niet toegestaan is dat het met eer naar de zieken wordt gebracht, hij zij verdoemd" Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 23 Wie deze leer van harte aanvaardt, denkt er niet aan objecties te formuleren tegen de aanwezigheid van het tabernakel op het altaar. In de Instructie van het Heilig-Officie „Heilig Officie
De arte Sacra
Richtlijnen aan de plaatselijke ordinarii in verband met de gewijde kunst
(30 juni 1952)" van 30 juni 1952, dringt de Heilige Stoel onder andere op dit punt aan: „Districte mandat haec Suprema S. Congregatio ut sancte serventur praescripta canonum Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917) et Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917): „SSma Eucharistia custodiatur in praecellentissimo ac nobilissimo ecclesiae loco ac proinde regulariter in altari maiore, nisi aliud venerationi et cultui tanti sacramente commodius et decentius videatur.... SSma Eucharistia servari debet in tabernaculo immovibili in media parte altaris posito" - "Deze Hoogst Heilige Congregatie verordent dat de heilige voorschriften van canons Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917) en Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917) getrouw worden nageleefd : “De Allerheiligste Eucharistie dient bewaard te worden in de meest uitgelezen en eerbiedwaardige plaats in de kerk en daarom als regel in het hoofdaltaar tenzij een ander meer geschikt en gepast lijkt voor de verering en de eredienst voor dit zo groot sacrament ... De Allerheiligste Eucharistie moet bewaard worden in een onbeweeglijk tabernakel, geplaatst in het middendeel van het altaar".
Het gaat niet zozeer om de materiële aanwezigheid van het tabernakel op het altaar als wel om een tendens, waarop Wij uw aandacht zouden willen vestigen, die van een mindere achting voor de tegenwoordigheid en de werking van Christus in het tabernakel. Men stelt zich tevreden met het offer van het altaar en men vermindert het belang van Degene, die het voltrekt. Welnu, de persoon van de Heer moet het centrum van de eredienst innemen, want deze verenigt de betrekkingen van het altaar en het tabernakel en geeft er de betekenis aan.
Vooreerst stelt de Heer zich door het offer van het Altaar tegenwoordig in de Eucharistie en Hij is in het tabernakel slechts als „memoria sacrificii et passionis suae". Het tabernakel van het altaar scheiden is het scheiden' van twee dingen, die door hun oorsprong en hun aard verenigd moeten blijven. De wijze, waarop men het tabernakel op het altaar zou kunnen plaatsen zonder de viering met het gezicht naar het volk te verhinderen, kan verschillende oplossingen krijgen, waarover de specialisten hun adviezen moeten geven. Het essentiële is te hebben begrepen, dat dezelfde Heer tegenwoordig is op het altaar en in het tabernakel. Men zou ook de houding kunnen onderstrepen van de Kerk ten aanzien van bepaalde praktijken van godsvrucht: de bezoeken aan het Heilig Sacrament, die ze levendig aanbeveelt, het veertig-urengebed of de „eeuwige aanbidding", het heilig uur, het plechtig dragen van de Communie naar de zieken, de Sacramentsprocessies. De meest enthousiaste en sterkst overtuigde liturgist moet kunnen begrijpen en gissen, wat de Heer in het tabernakel betekent voor diepvrome gelovigen, of ze nu eenvoudig of geletterd zijn. Hij is hun raadgever, hun trooster, hun kracht, hun toevlucht, hun hoop in leven en dood. Niet tevreden met de gelovigen naar de Heer in het tabernakel te laten komen, moet de liturgische beweging dus haar best doen om ze daar steeds meer naartoe te leiden.