Stamcellen zijn ongedifferentieerde cellen met twee fundamentele eigenschappen:
- het langdurig vermogen zich te vermenigvuldigen terwijl ze hun ongedifferentieerde status behouden;
- het vermogen tijdelijke voorlopercellen te produceren waaruit volledig gedifferentieerde cellen ontstaan, bijvoorbeeld zenuwcellen, spiercellen en bloedcellen.
Toen eenmaal experimenteel was vastgesteld dat stamcellen die in beschadigd weefsel worden getransplanteerd de neiging hebben celgroei en regeneratie van het weefsel te bevorderen, openden zich nieuwe perspectieven voor de regeneratieve geneeskunde, waarvoor onderzoekers van over de hele wereld grote belangstelling tonen.
Als mogelijke bronnen voor menselijke stamcellen kennen we tot nu toe: het embryo in de eerste stadia van zijn bestaan, de foetus, bloed uit de navelstreng, verschillende weefsels van volwassen mensen (beenmerg, navelstreng, hersenen, mesenchym van verschillende organen, enz.) en vruchtwater. Aan het begin richtten studies zich vooral op
embryonale stamcellen, omdat men geloofde dat die alleen een substantieel vermogen tot vermenigvuldiging en differentiatie bezaten. Veel studies tonen echter aan dat
volwassen stamcellen ook een zekere veelzijdigheid hebben. Zelfs al schijnen deze cellen niet hetzelfde vermogen tot vernieuwing of dezelfde plasticiteit te hebben als stamcellen die uit embryo’s genomen zijn, dan nog geven geavanceerde wetenschappelijke studies en experimenten aan dat deze cellen positievere resultaten opleveren dan embryonale stamcellen. Therapeutische protocollen die vandaag de dag van kracht zijn, voorzien in het gebruik van volwassen stamcellen en vele onderzoekslijnen zijn uitgezet, met nieuwe en veelbelovende mogelijkheden.