
William Kardinaal Levada - 8 september 2008
Sommige technieken die gebruikt worden bij kunstmatige voortplanting, met name het inbrengen van meerdere embryo’s in de baarmoeder, hebben een aanmerkelijke toename in het aantal meerlingzwangerschappen veroorzaakt. Deze situatie leidt weer tot de praktijk van zogenaamde embryoreductie, een procedure waar bij embryo’s of foetussen in de moederschoot rechtstreeks vernietigd worden. De beslissing menselijke levens te liquideren, terwijl juist een menselijk leven op de eerste plaats gewenst was, betekent een tegenstelling die dikwijls gedurende vele jaren lijden en schuldgevoelens tot gevolg heeft.
Vanuit ethisch gezichtspunt is embryoreductie een opzettelijke selectieve abortus. Het is in feite het welbewust en rechtsreeks liquideren van een of meer onschuldige mensen in het eerste stadium van hun bestaan en dat is altijd een ernstige morele ongeordendheid. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 51 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 62
De ethische rechtvaardiging voor embryoreductie wordt dikwijls gebaseerd op analogie met natuurlijke rampen of noodsituaties waarbij het, ondanks de beste bedoelingen van alle betrokkenen, niet mogelijk is iedereen te redden. Die analogie kan op geen enkele wijze de basis vormen voor een handeling die rechtstreeks abortief is. Ook worden soms morele principes aangevoerd, zoals het minste van twee kwaden of het principe van dubbel effect, die in dit geval evenmin van toepassing zijn. Het is nooit toegestaan iets te doen dat intrinsiek ongeoorloofd is, zelfs niet met het oog op een goed resultaat: het doel heiligt de middelen niet.
Pre-implantatie diagnostiek is een vorm van prenatale diagnostiek die samenhangt met technieken van kunstmatige bevruchting waarbij in vitro gevormde embryo’s genetische diagnose ondergaan voordat ze worden ingebracht in de baarmoeder. Die diagnose vindt plaats om er zeker van te zijn dat alleen embryo’s die geen afwijkingen vertonen, of die van het gewenste geslacht zijn of andere bepaalde eigenschappen hebben, ingebracht worden.
In tegenstelling tot andere vormen van prenatale diagnostiek, waarbij de diagnostische fase duidelijk gescheiden is van enige mogelijke latere liquidatie, en daardoor een periode bieden waarin een stel vrij is een kind met afwijkingen te aanvaarden, wordt in dit geval de diagnostiek vóór de implantatie onmiddellijk gevolgd door de liquidatie van een embryo dat wordt verdacht van genetische of chromosomale afwijkingen, of dat niet van het gewenste geslacht is, of dat andere ongewenste eigenschappen heeft. Pre-implantatie diagnostiek –steeds verbonden met kunstmatige bevruchting, die in zichzelf altijd ongeoorloofd is – is gericht op kwalitatieve selectie en daaruit voortvloeiende vernietiging van embryo’s, hetgeen een daad van abortus is. Pre-implantatie diagnostiek is daarom een uiting van een eugenetische mentaliteit die “instemt met selectieve abortus, dit is om de geboorte te verhinderen van kinderen met afwijkingen van allerlei soort. Zulk een mentaliteit is schandelijk en steeds verwerpelijk, want zij meent de waarde van een menselijk leven te kunnen meten aan wat als ‘normaal’ beschouwd wordt en naar lichamelijk welzijn. Op deze wijze wordt de weg voor de legalisering van kindermoord en euthanasie vrijgemaakt”. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 63
Door het menselijk embryo te behandelen als niet meer dan “laboratoriummateriaal”, wordt het concept zelf van de menselijke waardigheid ook onderworpen aan verandering en discriminatie. Iedere mens is in gelijke mate waardig, onafhankelijk van de wensen van zijn ouders, zijn sociale status, opleidingsniveau of mate van fysieke ontwikkeling. Op andere momenten in de geschiedenis is er, terwijl het concept en de vereisten van de menselijke waardigheid over het algemeen aanvaard werden, discriminatie geweest op grond van ras, godsdienst of sociale status. Vandaag de dag is er echter een niet minder ernstige en onrechtvaardige vorm van discriminatie die leidt tot het niet erkennen van de ethische en legale status van mensen die lijden aan ernstige ziekten of handicaps. Men vergeet dat zieke en gehandicapte mensen niet een of andere aparte categorie van de mensheid vormen; ziekte en invaliditeit vormen in feite een onderdeel van het menselijk bestaan (“condition humaine”) en ieder individu komt ermee in aanraking, ook al hebben sommigen er geen directe ervaring mee. Zulke discriminatie is immoreel en moet daarom wettelijk onaanvaardbaar worden geacht, zoals er ook de plicht bestaat culturele, economische en sociale barrières weg te nemen, die de volledige erkenning en bescherming van gehandicapte of zieke mensen ondermijnen.
Naast methoden om zwangerschap te voorkomen, die in feite contraceptief zijn, dat wil zeggen die voorkomen dat een seksuele daad tot conceptie leidt, zijn er andere technische middelen die werken na de bevruchting, als het embryo reeds is ontstaan, hetzij vóór, hetzij na innesteling in de baarmoederwand. Zulke methoden zijn interceptief als ze met het embryo interfereren vóór de innesteling en contragestatief als ze het embryo liquideren na de innesteling.
Om algemener gebruik van interceptieve methoden te propageren De meest bekende interceptieve methoden zijn de IUD (intra uterine device – ‘spiraaltje’) en de zogenaamde ‘morning-after pil’, wordt soms gezegd dat de manier waarop deze werken niet voldoende wordt begrepen. Het is waar dat niet altijd geheel bekend is hoe bepaalde farmaceutische producten werken, maar wetenschappelijke studies geven aan dat er zeker sprake is van het verhinderen van innesteling, ook al betekent dit niet dat zulke interceptieven iedere keer dat ze gebruikt worden een abortus veroorzaken, omdat conceptie niet na iedere daad van seksuele gemeenschap plaats vindt. Opgemerkt moet echter worden dat iemand die de innesteling wil verhinderen van een embryo dat mogelijkerwijs is geconcipieerd, en die daarom zo’n farmaceutisch product vraagt of voorschrijft over het algemeen abortus beoogt.
Als de menstruatie te laat is, wordt een contragestatief gebruikt, De belangrijkste middelen van contragestatie zijn RU-486 (mifepristone), synthetische prostaglandinen of methotrexate. meestal een of twee dagen na het uitblijven van de maandelijkse periode. De officiële bedoeling is het weer opgang brengen van de menstruatie, maar wat in feite plaats vindt is de abortus van en embryo dat juist ingenesteld is.
Zoals bekend is abortus “een rechtstreekse moord met voorbedachten rade, hoe dan ook gepleegd, van een menselijk wezen in de beginfase van zijn bestaan, tussen de conceptie en de geboorte”. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 58 Daarom valt het gebruik van middelen van interceptie en contragestatie onder de zonde van abortus en is zwaar immoreel. Bovendien gelden er, als het zeker is dat er een abortus heeft plaats gevonden, zware sancties in het canoniek recht. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1398 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 1450. § 2 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1323-1324. De Pauselijke Commissie voor de Interpretatie van de Wetsteksten heeft verklaard dat het canonieke concept van abortus is “het doden van de foetus op welke manier dan ook of op welk moment dan ook vanaf het moment van de conceptie” (Responsie van 23 mei 1988: AAS 80 (1988), 1818).