William Kardinaal Levada - 8 september 2008
Met betrekking tot het grote aantal ingevroren embryo’s dat reeds bestaat rijst de vraag: wat doen we er mee? Sommigen die deze vraag stellen begrijpen de ethische aard ervan niet, gemotiveerd als ze zijn door wetten in sommige landen die vereisen dat centra van cryopreservatie hun voorraadtanks met regelmatige tussenpozen ledigen. Anderen echter beseffen dat er sprake is van een ernstig onrecht en vragen zich af hoe ze het beste kunnen proberen dit ongedaan te maken.
Voorstellen deze embryo’s voor onderzoek te gebruiken of voor de behandeling van ziekte zijn duidelijk onaanvaardbaar, omdat ze de embryo’s behandelen als niet meer dan “biologisch materiaal” en hun vernietiging tot gevolg hebben. Het voorstel zulke embryo’s te ontdooien zonder ze weer tot leven te wekken en ze te gebruiken voor onderzoek, alsof het gewone lijken waren, is eveneens onaanvaardbaar. Zie allinea 34-35
Het voorstel deze embryo’s ter beschikking te stellen aan onvruchtbare stellen als behandeling voor onvruchtbaarheid is ethisch niet aanvaardbaar om dezelfde redenen die kunstmatige heterologe voortplanting ongeoorloofd maken, evenals iedere vorm van draagmoederschap; Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), 14-16 deze praktijk zou ook leiden tot andere problemen van medische, psychologische en wettelijke aard.
Er is ook voorgesteld, alleen om mensen geboren te laten worden die anders veroordeeld zijn tot vernietiging, dat er een vorm van “prenatale adoptie” zou kunnen zijn. Dit voorstel, hoe prijzenswaardig ook wat betreft de bedoeling menselijk leven te respecteren en te verdedigen, levert echter verschillende problemen op die weinig verschillen van bovengenoemde.
Alles in aanmerking genomen moet worden erkend dat de duizenden verlaten embryo’s een situatie van onrecht vertegenwoordigen die in feite niet valt op te lossen. Daarom heeft Johannes Paulus II een oproep gedaan “aan het geweten van de wetenschappelijke autoriteiten van de wereld en in het bijzonder aan artsen, te stoppen met de productie van menselijke embryo’s, in overweging nemend dat er geen moreel geoorloofde oplossing schijnt te zijn wat betreft het menselijk lot van de duizenden en duizenden ‘ingevroren’ embryo’s, die essentiële rechten hebben en blijven hebben en daarom door de wet beschermd zouden moeten worden als menselijke personen”. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de deelnemers aan het symposium over "Evangelium Vitae en de Wet" en het Elfde Internationale Colloquium over Romeins en Canoniek Recht (24 mei 1996), 6