H. Paus Paulus VI - 17 februari 1966
PAENITEMINI Over de hernieuwing van de kerkelijke boetepraktijk |
|||
► | Artikelen |
§ 2. De wettelijke voorschriften van de Kerk betreffende de boetepraktijk worden door de volgende normen geheel gereorganiseerd.
§ 1. De Vastentijd behoudt haar boetekarakter. De boetedagen, in de gehele Kerk verplichtend, zijn: iedere vrijdag en Aswoensdag, of, overeenkomstig de verschillende riten, de eerste dag van de grote vasten; hun substantiële naleving vormt een zware verplichting.
§ 2. Met behoud van de faculteiten in nn. VI en VIII, zal het gebod van de boetvaardigheid als volgt op die dagen worden nageleefd: onthouding op al de vrijdagen die geen feestdag zijn; vasten en onthouding op Aswoensdag, of, overeenkomstig de verschillende riten, op de eerste dag van de grote vasten, en op goede vrijdag.
§ 1. De onthoudingswet verbiedt het gebruik van vlees, maar niet dat van eieren, melkspijzen en van alle spijzen met dierenvet bereid.
§ 2. De vastenwet schrijft voor, om slechts één maaltijd per dag te gebruiken; ze verbiedt echter niet 's morgens en 's avonds enige spijzen te gebruiken, mits men zich houdt aan de erkende plaatselijke gewoonte wat betreft de hoeveelheid en de hoedanigheid der spijzen.
Tot onthouding zijn verplicht allen die hun 14e jaar voltooid hebben. Tot vasten zijn verplicht allen die hun 21e jaar voltooid hebben en hun 60e jaar nog niet zijn ingetreden. Wat de jongeren betreft, moeten de zielzorgers en de ouders er ijverig voor zorgen hen in de ware geest van boetvaardigheid te vormen.
Alle privileges en indulten, zowel de algemene als de particuliere, zijn afgeschaft. Maar deze wetten veranderen niets in de geloften van iedere fysieke of morele persoon, noch in de constituties en regels van iedere goedgekeurde religieuze congregatie of instelling.
§ 1. Krachtens het conciliedecreet 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Christus Dominus
Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk
(28 oktober 1965), over het herderlijk ambt van de bisschoppen, 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Christus Dominus
Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk
(28 oktober 1965), zijn de bisschoppenconferenties bevoegd:
§ 2. De bisschoppenconferenties zullen aan de Apostolische Stoel ter informatie meedelen, wat zij naar aanleiding hiervan hebben besloten.
In de Oosterse Kerken komt aan de patriarch met zijn synode of aan het hoogste gezag met zijn raad van hiërarchen het recht toe de dagen van vasten en onthouding vast te stellen, volgens het besluit van het Conciliedecreet 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Orientalium Ecclesiarum
Over de Oosterse Kerken
(21 november 1964), 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Orientalium Ecclesiarum
Over de Oosterse Kerken
(21 november 1964).
§ 2. Alle gelovigen wordt sterk aanbevolen om zich oprecht te doordringen van de christelijke geest van boetvaardigheid die hen opwekt tot werken van boetvaardigheid en naastenliefde.
§ 2. Waar tot heden toe echter allerlei soorten privileges en indulten, zowel algemene als particuliere, van kracht waren, gaat deze wet eerst in: zes maanden na de dag van de afkondiging.
Wij willen, dat deze besluiten en voorschriften nu en in de toekomst rechtsgeldig en van kracht zullen zijn, niettegenstaande de apostolische constituties en regelingen van onze voorgangers, en niettegenstaande andere, zelfs speciaal vermelde voorschriften.
Gegeven te Rome bij Sint Pieter, 17 februari in het jaar 1966, het derde van ons pontificaat.
PAUS PAULUS VI.