HAURIETIS AQUAS IN GAUDIOOver de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus
(Soort document: Paus Pius XII - Encycliek)
Paus Pius XII -
15 mei 1956
Eerbiedwaardige Broeders, Wij hebben voor u en het christenvolk in hoofdlijnen de diepere kern van de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus willen uiteenzetten en gewezen op de blijvende rijkdom, die uit deze verering voortvloeit, zoals die blijken uit de door God geopenbaarde waarheid als voornaamste bron. Wij menen nu, dat Onze uiteenzettingen, die Wij met licht uit het Evangelie hebben verduidelijkt, het evident hebben gemaakt, dat deze verering, wat haar kern aangaat, niets anders is dan de verering van de goddelijke en menselijke liefde van het mensgeworden Woord en verering ook van de liefde, waarmede de hemelse Vader en de H. Geest de zondige mensen beminnen. De engelachtige Leraar leert immers dat "de liefde der verheven Drieëenheid het beginsel is van de verlossing der mensen, voorzover zij rijkelijk uitstromend over de menselijke wil van Jezus Christus en Zijn aanbiddelijk Hart Hem aanspoort, om door deze liefde bewogen, Zijn bloed te vergieten, om ons vrij te kopen uit de slavernij der zonde".
H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 48, a. 5: ed. Leon. tom. XI, 1903, p. 467 "
Met een doopsel moet Ik gedoopt worden, en hoe smacht Ik er naar, dat dit geschieden gaat" (
Lc. 12, 50).
Te allen tijde zijn er godsdienstige mensen geweest, die het voorbeeld hebben gevolgd van de verheven Moeder Gods, der Apostelen en der grote kerkvaders, en die in aanbidding, dankbaarheid en liefde Christus' allerheiligste mensheid en vooral ook de wonden, die Zijn lichaam verscheurden, toen het voor ons heil folteringen verdroeg, hebben vereerd.
Wordt niet reeds in de woorden zelf: "
Mijn Heer en Mijn God" (
Joh. 20, 28) die de Apostel Thomas gezegd heeft en die aanduidden, dat hij van ongelovig gelovig geworden was, een duidelijke beeltenis van geloof, aanbidding en liefde afgelegd, die van de gewonde mensheld des Heren opgaat naar de goddelijke Majesteit van Zijn Persoon?
De woorden van de profeet Zacharias, die de Evangelist Johannes op de gekruisigde Jezus toepast: "
Zij zullen opzien tot Hem, Die zij hebben doorstoken" (
Joh. 19, 37)
Vgl. Zach. 12, 10
werden wel tot de Christenen van alle tijden gesproken - en daarom zijn de mensen er door het doorboorde Hart van de Verlosser steeds met grote aandrang toe aangezet om Zijn onmetelijke liefde voor de mensen te vereren, - maar toch moeten wij toegeven, dat eerst langzaam aan en geleidelijk dit Hart een speciaal eerbetoon ontving als beeld van de goddelijke en menselijke liefde, die woont in het mensgeworden Woord.