• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Eerbiedwaardige Broeders,

om uit deze beschouwingen een overvloedige en heilzame vrucht te trekken,willen wij in overweging verwijlen bij de menselijke en goddelijke aandoeningen van onze Verlosser Jezus Christus, die Zijn Hart in de loop van zijn sterfelijk leven veruiterlijkte, nu veruiterlijkt en eeuwigheid veruiterlijken zal. Uit de bladen van het Evangelie straalt ons een licht tegemoet, dat ons voorlicht en sterkt, om binnen te kunnen gaan in het heiligdom van dit Hart en ons met de Apostel der heidenen "te verbazen over de overvloedige rijkdom der genade (Gods), die Hij in Zijn goedheid over ons in Christus Jezus heeft uitgestort" (Ef. 2, 7).

Het aanbiddelijk Hart van Jezus Christus klopt gedreven door een goddelijke en menselijke liefde vanaf het ogenblik, waarop het Woord Gods, nadat de maagd Maria haar edelmoedig "Fiat" gesproken had, naar de opmerking van de Apostel: "In de wereld kwam en zeide: Offers en gaven hebt Gij niet gewild, maar Mij een lichaam gevormd; brand- en zoenoffers voor de zonden hebben U niet behaagd. Toen sprak Ik: Zie hier ben Ik, om - zoals er in het begin van Uw Boek geschreven staat - Uw wil te doen, o God. Uit kracht van die wil zijn wij mensen voorgoed geheiligd door het offervan het lichaam van Christus" (Hebr. 10, 5-7.10).

Uit liefde werd dit Hart ook bewogen door de aandoeningen van Zijn menselijke wil, die volmaakt overeenstemde met de goddelijke liefde, toen Hij in het huis te Nazareth met zijn lieve moeder en zijn voedstervader Jozef, die Hij gehoorzaam hielp in het timmervak, hemelse gesprekken voerde.

Door diezelfde algenoemde drievoudige liefde werd Hij ook gedreven bij Zijn lange apostolische tochten; toen Hij die talloze wonderen deed, waardoor Hij zelfs doden opwekte en allerlei soorten zieken de gezondheid gaf; toen Hij zware inspanning volhield; toen Hij in het zweet Zijns aanschijns werkte en honger en dorst verdroeg; toen Hij de nachten doorwaakte in innig gebed tot Zijn hemelse Vader; en tenslotte bij zijn toespraken en het voorhouden en verklaren van gelijkenissen, vooral die over de barmhartigheid, b.v. over de verloren drachme, het verloren schaap, en de verloren zoon. Gregorius de Grote merkt op, dat juist in deze daden en woorden het Hart Gods openbaar wordt. "Leer Gods Hart verstaan uit Gods Woorden, om vuriger te verlangen naar wat eeuwig blijft". H. Paus Gregorius de Grote, Registrum Epistolae. ep. 31 ad Theodorum medicum; PL. LXXVII, 706

Een nog sterkere liefde ontroerde het Hart van Jezus Christus, toen uit zijn mond woorden naar buiten drongen ademend van brandende liefde. Toen Hij b.v. zag dat het volk vermoeid was en door honger uitgeput riep Hij: "Ik heb medelijden met de schare" (Mc. 8, 2); en over Jerusalem, Zijn veelgeliefde stad, verblind door haar zonden en dus bestemd voor een totale ondergang, uitte Hij Zich, toen Hij haar in de verte liggen zag, als volgt: "Jerusalem, Jerusalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u worden gezonden, hoe dikwijls heb Ik u willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, maar gij hebt niet gewild!" (Mt. 23, 37).

Van heilige verontwaardiging trilde Zijn Hart en uit liefde tot Zijn Vader, toen Hij de heiligschennende handel zag in de tempel en de schenners schold Hij met deze woorden: "Mijn Huis is een Huis des gebeds, en gij hebt er een rovershol van gemaakt" (Mt. 21, 13).

Toen Hij voorzag, dat het uur der heftigste folteringen nabij was, werd Zijn Hart ontroerd door hevige liefde en vrees; en uit natuurlijke aandrift walgend van de smarten en de dood, die Hem dreigden, riep Hij: "Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan" (Mt. 26, 39). Met onverwonnen liefde maar in de diepste smart sprak Hij de verrader, die Hem gekust had, met deze woorden toe: "Vriend, waartoe zijt gij gekomen? Verraadt gij de mensenzoon met een kus?" (Mt. 26, 50)(Lc. 22, 48). Woorden, die als een allerlaatste uitnodiging van Zijn allerbarmhartigst Hart zijn, gedaan aan een vriend, die Hem met een goddeloos, trouweloos en hard gemoed zou overleveren aan de beulen. Vol ontferming en genegen liefde ook sprak Hij tot de vrouwen, die Hem toen Hij onverdiend de straf der kruisiging zou ondergaan, beweenden: "Dochters van Jerusalem, weent niet over Mij, inaar over uwe kinderen, want als men dit doet met het groene hout, wat zal er met het dorre geschieden?" (Lc. 23, 28.31).

Ten laatste hangend aan het kruis voelde de goddelijke Verlosser Zijn Hart gloeien van hevige maar tegenstrijdige aandoeningen nl. van brandende liefde, van angstige verwarring, van barmhartighoid, van heftig verlangen en kalme rust. De volgende woorden geven deze aandoeningen duidelijk te kennen:

  • "Vader vergeef hen, ze weten niet wat ze doen" (Lc. 23, 34).
  • "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten" (Mt. 27, 46).
  • "Voorwaar Ik zeg u, heden zult gij met Mij zijn in het paradijs" (Lc. 23, 43).
  • "Ik heb dorst" (Joh. 19, 28).
  • "Vader, in Uwe Handen beveel Ik Mijn geest" (Lc. 23, 46).

Document

Naam: HAURIETIS AQUAS IN GAUDIO
Over de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus
Soort: Paus Pius XII - Encycliek
Auteur: Paus Pius XII
Datum: 15 mei 1956
Copyrights: © 1956, Katholiek Archief
Bewerkt: 14 oktober 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test