Paus Pius XII - 15 mei 1956
Wij dringen er dan bij al onze kinderen in Christus met nadruk op aan deze vorm van godsvrucht met ijver te beoefenen, zowel bij hen, die reeds gewoon zijn te scheppen van het heilzaam water, dat vloeit uit het Hart van de Verlosser, als vooral bij hen, die nog nieuwsgierig en aarzelend als toeschouwers uit de verte staan toe te zien. De laatsten moeten eens zorgvuldig overwegen, dat dit, Wij hebben het reeds gezegd, een verering is, die reeds lang in de Kerk bestaat, sterke steun vindt in het Evangelie, een bevoorrechte plaats in de leer der Vaders en der liturgie inneemt en door de Roomse Pausen talloze malen hogelijk is geprezen. Dezen vonden het nog niet genoeg een feest in te stellen ter ere van het Allerheiligst Hart van de Verlosser en dit uit te strekken tot de gehele Kerk, maar hebben er ook voor gezorgd, dat heel het menselijk geslacht aan dit Allerheiligst Hart plechtig werd opgedragen en toegewijd. Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de toewijding van het Mensdom aan Allerheiligst Hart van Jezus -
Tevens afkondiging Heilig Jaar 1900, Annum Sacrum (25 mei 1899) Vgl. Congregatie voor de Riten, Decreet (28 juni 1899). in Decr. Auth. III, n. 3712 Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over het eerherstel aan het Heilig Hart van Jezus, Miserentissimus Redemptor (8 mei 1928) Vgl. Congregatie voor de Riten, Decreet (29 jan 1929). A.A.S. XXI, 1929, p. 77.