
26 september 1964
Op plaatsen waar de gewoonte van de algemene voorbede of het gebed van de gelovigen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 53 reeds bestaat, moet dit gebeuren na het Oremus aan het begin van de offerande. Voorlopig gebruikt men de formules die in ieder land bestaan. De celebrant geeft leiding vanaf zijn zitplaats, het altaar, de ambo of bij de cancelli.
De intenties of aanroepingen kunnen door een diaken, een zanger of een geschikte acoliet worden gezongen, maar men laat aan de celebrant de inleidende woorden en het slotgebed. Dit laatste zal gewoonlijk het gebed Deus refugium nostrum et virtus zijn Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969). Orationes diversae, n. 20, of een ander dat beter past bij de bijzondere behoefte.
Op plaatsen waar de gewoonte van de algemene voorbede of het gebed van de gelovigen niet bestaat, kan het bevoegde territoriaal gezag bepalen dat het op de aangegeven wijze en met voorlopig door dit gezag goedgekeurde formules verricht moet worden.