INTER OECUMENICI Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie
(Soort document: Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie)
Bij het voorlezen of zingen van de lezingen, het epistel, de tussenzangen en het Evangelie handelt men als volgt.
In een plechtige Mis luistert de celebrant zittend naar de lezingen, het epistel en de tussenzangen. Na het zingen of voorlezen van het epistel begeeft de subdiaken zich naar de celebrant en ontvangt van hem de zegen. Vervolgens legt de celebrant zittend wierook in en zegent die. Terwijl men het Alleluia met bijbehorend vers zingt, of tegen het einde van de andere gezangen na het epistel, staat hij op om de diaken te zegenen en luistert vanaf zijn zitplaats naar het Evangelie. Hij kust het evangelieboek en zet na de homilie de geloofsbelijdenis in, wanneer die voorgeschreven is. Na de geloofsbelijdenis keert hij met zijn assistenten naar het altaar terug, tenzij hij de leiding heeft bij de voorbede.
Wanneer in een gezongen of gelezen mis een assistent als genoemd in n. 50 de lezingen, het epistel, de tussenzangen en het Evangelie zingt of voorleest, handelt de celebrant op de hierboven aangegeven wijze.
Wanneer in een gezongen of gelezen mis de celebrant zelf het Evangelie zingt of voorleest, gaat hij, terwijl men het Alleluia met bijbehorend vers zingt of voorleest, of tegen het einde van de andere gezangen na het epistel naar de onderste trede van het altaar en bidt daar diep gebogen het Munda cor. Dan gaat hij naar de ambo of de cancelli om het Evangelie te zingen of voor te lezen.
Wanneer de celebrant in een gezongen of gelezen Mis zelf alle lezingen vanaf de ambo dan wel bij de cancelli zingt of voorleest, leest hij daar zo nodig ook zelf de gezangen voor die op de lezingen en het epistel volgen. Het Munda cor bidt hij naar het altaar gekeerd.