Zoals Wij niet vermogen in woorden de religieuze gevoelens uit te drukken die Ons bezielden toen Wij het gebied van de Heilige Stad betraden, toen Wij Ons ter aarde hebben geworpen op de rots van het Graf van Christus, op de berg van Calvarië, in Gethsemani, in het Cenakel, in de stad Nazaret en in de grot van Betlehem, zo zullen Wij ook nooit datgene kunnen vergeten wat Wij rondom Ons hebben gezien en gehoord. Met diepe bewogenheid herinneren Wij Ons die grote mensenmenigten, die Ons enthousiast begroet hebben en die Ons overal tot Onze zeer grote vreugde en bewondering tegemoet kwamen en toejuichten. In Onze herinnering leven ook de dienstvaardigheid, de welwillendheid en de eerbied voort van de Autoriteiten, die op de plaatsen, waarover zij het gezag voeren, geen moeite gespaard hebben en Ons kort verblijf in het Land, dat door de aanwezigheid van Jezus Christus is geheiligd, gemakkelijk en aangenaam te maken. Vooral echter bewaren Wij in Ons hart de bijeenkomsten, waarin Wij de eerbiedwaardige Leiders van de Oosterse Kerken ontmoet hebben, van wie Wij reeds lang door een betreurenswaardige onenigheid gescheiden worden, en in het bijzonder memoreren Wij hier de gesprekken met de Oecumenische Patriarch van Constantinopel, die zich ook zelf op pelgrimstocht naar Palestina had begeven. Wij hebben elkaar de
H. Paus Paulus VI - Toespraak
Gezamenlijke verklaring van Paus Paulus VI en Patriarch Athenagoras I
(6 januari 1964) gegeven, waarmee de leerlingen van Christus elkaar gewoonlijk omhelsden, zodra wij dat treffende gebed gelezen hadden, waarin de Verlosser vóór Zijn kruisdood om de eenheid van Zijn leerlingen bad, zodat de wereld zou geloven en zodra wij het ,
Pater noster' gebeden hadden, waarin wij God aanroepen als onze Vader en leren elkaar vergiffenis voor de beledigingen te schenken: dit alles wensen Wij te beschouwen als de eerste vruchten van de volmaakte eenheid in de ene Kerk van Christus, ofschoon het verkrijgen ervan nog ver verwijderd is.